Delen

- Advertentie (?) -

Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2018

20-03-2018

Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2018

De raad van de gemeente Barendrecht;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 januari 2018;
gelet op het advies van de commissie Samenleving van 6 februari 2018 gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

BESLUIT:

1. De Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2013 in te trekken.
2. Artikel 3, lid 2 als volgt te wijzigen:Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard:
a. dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen;en/of
b. dat zij zwaarwegende gronden hebben om te kiezen voor een andere onderwijskundige visie en/of methode en/of een passende ondersteuning bij het leren of gedrag, die gezien de beperking of handicap van de leerling het meest geschikt wordt gevonden.

3. De Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2018 en de artikelsgewijze toelichting vast te stellen.

TITEL 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:

a. aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi;
b. afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;
c. begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;
d. commissie van onderzoek: commissie als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;
e. commissie voor de begeleiding: commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op de expertisecentra;
f. drempelbedrag: is een eigen bijdrage gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer;
g. eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;
h. inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;
i. inkomensafhankelijke bijdrage: is een bijdrage gebaseerd op het inkomen van ouders die wordt toegepast voor basisonderwijs waarvan de afstand 20 km of meer bedraagt;
j. leerling: leerling van een school als bedoeld in dit artikel;
k. ondersteuningsplan:
1. voor het primair onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of
2. voor het voortgezet onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

l. ontwikkelingsleeftijd: is de leeftijd waarop de leerling functioneert;
m. opdc: orthopedagogisch en -didactisch centrum als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
n. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of auto;
o. opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;
p. ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling;
q. regionale verwijzingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs;
r. reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 10 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;
s. samenwerkingsverband:
1. voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of
2. voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede en zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

t. school:
1. basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;
2. school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of
3. school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

u. schooltijd: begin en einde van de schooldag volgens het algemene schoolplan;
v. schoolplan: jaarplan waarin opgenomen de onderwijskundige lessen en ondersteunende activiteiten;
w. stage: praktische leertijd bij de beroepsopleiding;
x. toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;
y. vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;
z. vervoersvoorziening:
1. bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;
2. aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of
3. gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

aa. woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

Artikel 2. Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten
1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.2. Indien het college een vervoersvoorziening als bedoeld in het eerste lid verstrekt, kunnen ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening een eigen bijdrage in de vervoerskosten verschuldigd zijn. 3. De verschuldigde eigen bijdrage wordt indien mogelijk direct in mindering gebracht op de toegekende vergoeding, of wordt door middel van facturering aan de ouders opgelegd.4. Bij weigering tot of nalatigheid in de betaling van de verschuldigde eigen bijdrage vervalt de aanspraak op bekostiging.5. Ongeacht de bepalingen in deze verordening, blijven ouders verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen.6. Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de bekostiging op aanvraag verstrekt aan de leerling.

Artikel 3.
Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.2. Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard:
a. dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen;en/of
b. dat zij zwaarwegende gronden hebben om te kiezen voor een andere onderwijskundige visie en/of methode en/of een passende ondersteuning bij het leren of gedrag, die gezien de beperking of handicap van de leerling het meest geschikt wordt gevonden.
3. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening het ondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband na overleg met het college.

Artikel 4. Toekenning vervoersvoorziening
Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de periode van vergoeding, met dien verstande dat de tijdsduur, indien dit mogelijk is, voor meerdere jaren of de hele schoolperiode kan worden vastgesteld.

Artikel 5. Aanvraagprocedure
1. Een aanvraag voor bekostiging van de vervoerskosten wordt gedaan door indiening bij het college van een volledig ingevuld aanvraagformulier, dat door het college is vastgesteld. Het aanvraagformulier dient ondertekend te zijn en voorzien van de op het formulier gevraagde gegevens.2. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft, (uiterlijk) acht weken voor aanvang van het schooljaar ingediend.3. Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.4. Indien dit voor een juiste beoordeling noodzakelijk is, kan het college advies inwinnen bij onafhankelijke externe deskundigen.5. Het college besluit op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.6. Het college kan de in het vorige lid bedoelde beslistermijn met ten hoogste vier weken verdagen. Zij stelt de ouders hiervan schriftelijk in kennis.7. Indien de bekostiging van de vervoerskosten wordt toegekend, wordt deze met ingang van:
a. het nieuwe schooljaar toegekend, als de aanvraag uiterlijk acht weken voor aanvang van de eerst volgende zomervakantie van de school volledig is ingediend;
b. de door de ouders verzochte datum toegekend, als het een aanvraag gedurende het schooljaar betreft mits de aanvraag binnen een redelijke termijn is ingediend waar tijdig op geanticipeerd kan worden. De ingangsdatum van de voorziening ligt niet voor de datum van de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen
1. De ouders zijn verplicht wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toegekende bekostiging, onder vermelding van de datum van wijziging, per direct schriftelijk mede te delen aan het college.2. Conform het eerste lid dienen incidentele wijzigingen, zoals ziekte, doktersbezoek of ander incidenteel verzuim, per direct schriftelijk of telefonisch gemeld te worden. Indien niet conform het gestelde wordt gehandeld kunnen daar financiële gevolgen voor de aanvrager uit voortvloeien;3. Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende bekostiging, vervalt de aanspraak en verstrekt het college al dan niet opnieuw een bekostiging.4. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het derde lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte bekostiging van de vervoerskosten is verstrekt, vervalt de aanspraak per direct en verstrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten.5. De vervoersvoorziening kan worden gewijzigd, opgeschort of ingetrokken indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat er op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.6. Een ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe verstrekking van een bekostiging.

Artikel 7. Overige bepalingen
1. De aanspraak op bekostiging wordt verminderd met de aanspraak op een toelage, voor zover die betrekking heeft op de reiskosten van de betreffende leerling. 2. De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepast vervoer berust bij de ouders.3. In geval van ernstig wangedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer, kan het college besluiten de verstrekte bekostiging van de vervoerskosten te wijzigen, op te schorten dan wel in te trekken.

TITEL 2: Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

Artikel 8. Algemene bepalingen
1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die:
a. een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt een vervoersvoorziening, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school zes of meer kilometer bedraagt.
b. een school bezoekt voor speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
2. Deze titel is niet van toepassing op leerlingen van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die voortgezet onderwijs volgen.3. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt bekostiging verstrekt voor het vervoer over de afstand tussen de woning dan wel opstapplaats en:
a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, waarbij het samenwerkingsverband er naar streeft om de meest dichtstbijzijnde passende voorziening te adviseren aan de ouders/verzorgers, of
b. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a. bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.
4. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers)adviezen van deskundigen, zij beoordelen eveneens de ontwikkelingsleeftijd van de leerling en dragen daarnaast andere relevante informatie aan dat van belang is bij het beoordelen van de aanvraag.

Artikel 9. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets
1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien wordt voldaan aan de kilometergrens genoemd in artikel 8.2. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten per vervoer per fiets.

Artikel 10. Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider
1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 8, verstrekt het college tevens bekostiging van een begeleider op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 11. Voorziening in de vorm van aangepast vervoer
1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 8, en
a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of
b. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.
c. de ouders genoegzaam kunnen aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of
d. de leerling gelet op zijn structurele lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke beperking niet in staat is –ook niet onder begeleiding- gebruik te maken van het openbaar vervoer.
2. Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten, welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

Artikel 12. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer
1. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:
a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; of
b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.
3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.4. Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.5. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Artikel 13. Eigenbijdrage
1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs voor basisonderwijs bezoekt, van wie het gezinsinkomen meer bedraagt dan € 25.650,-, wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 8 bepaalde afstand te boven gaan.2. In geval het college het vervoer laat verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage dat gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 25.650,-.3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die voor die afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden. 4. Het bedrag € 25.650,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van januari 2018 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzicht van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van €450. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag.5. Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Artikel 14. Financiële draagkracht
1. Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders.

Zij bedragen:

Jaarlijks inkomen in euro’s

Jaarlijkse eigen bijdragen in euro’s

0-34.000

Nihil

34.000-41.000

145

41.000-47.500

600

47.500-53.500

1120

53.500-61.000

1635

61.000-67.500

2155

67.500 en verder

Voor elke extra € 5.000: € 530 erbij

4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2018 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.5. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2018 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.6. Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

TITEL 3: Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

Artikel 15. Algemene bepalingen
1. In deze titel wordt verstaan onder school:
a. een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; of
b. een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
2. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor speciaal onderwijs bezoekt, bekostiging van de vervoerskosten, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt en;3. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers)adviezen van deskundigen, zij beoordelen eveneens de ontwikkelingsleeftijd van de leerling en dragen daarnaast andere relevante informatie aan dat van belang is bij het beoordelen van de aanvraag.

Artikel 16. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets
1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, bekostiging op basis van het openbaar vervoer, indien voldaan wordt aan artikel 15.2. In afwijking van het eerste lid, maar onverminderd het bepaalde in artikel15 verstrekt het college een bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets dan wel bromfiets (op basis van de Reisregeling binnenland), indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets. Deze bekostiging is ten hoogste gelijk aan de kosten voor het openbaar vervoer.

Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per fiets
1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 15 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling en een begeleider, indien de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.3. In afwijking van de bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 18. Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer
1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor voortgezet (speciaal) onderwijs bezoekt indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 15, en
a. de leerling, die naar het oordeel van het college, gelet op zijn beperking of ontwikkelingsleeftijd niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken, of;
b. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:
c. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.
2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, betrekt zij bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers)advies van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang kan zijn.3. Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten, welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

Artikel 19. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer
1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming als gevolg van het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:
a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;
b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de kortste autoroute, afgeleid van de Reisregeling binnenland, met een maximum van de kosten voor het aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.
3. Indien toestemming als gevolg van het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de kortste autoroute, afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen een bekostiging ontvangen afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.5. Indien aanspraak bestaat op bekostiging en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, verstrekt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets dan wel bromfiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

TITEL 4: Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 20. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders
Met inachtneming van artikel 3 kent het college desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze titel.

Artikel 21. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie
1. Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.2. Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.3. Titel 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a.

TITEL 5: Slotbepalingen

Artikel 22. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23. Afwijken van bepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel 24. Beleidsregels
Het college stelt nadere regels vast betreffende de uitvoering van deze verordening.

Artikel 25. Inwerkintreding nieuwe verordening en intrekking oude verordening
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking.2. De “Verordening Leerlingenvervoer Barendrecht 2013” wordt met ingang van de in lid 1 genoemde datum ingetrokken.

Artikel 26. Overgangsregeling
Voor leerlingen die in het schooljaar 2017-2018 gebruik maken van het leerlingenvervoer en waarvoor
de vervoersvoorziening, op basis van deze verordening, in het nieuwe schooljaar 2018-2019
ongunstiger uitpakt, geldt een overgangsregeling tot 22 februari 2019, hetgeen inhoudt dat de
bepalingen van de Verordening leerlingenvervoer 2013 nog tijdelijk van toepassing zijn.

Artikel 27. Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2018.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Barendrecht van 6 maart 2018

De griffier,
Mw.mr. G.E.
Figge
De voorzitter,
Drs. J. van
Belzen

Toelichting op de Verordening Leerlingenvervoer Barendrecht Inleiding Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen kunnen kinderen niet zelfstandig naar school, of kunnen ze niet door hun ouders gehaald en gebracht worden. Als aan bepaalde criteria is voldaan, kunnen ouders een beroep doen op de verordening leerlingenvervoer. De verordening leerlingenvervoer gaat over de bekostiging van een vervoersvoorziening. Het expliciete doel van de regeling is het verstrekken van een voorziening. Het is aan de gemeente om te beslissen in welke vorm de voorziening wordt verstrekt. Het impliciete doel is het effectueren van het recht op onderwijs en de vrijheid van onderwijs. Voor de toekenning van de vergoeding wordt uitgegaan van de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor een leerling met een beperking. De ouders kunnen de gemeente ook vragen het vervoer van hun kind(eren) naar de dichtstbijzijnde school van de gewenste levensbeschouwelijke richting te verzorgen. Voor vervoer naar het primair onderwijs voor de niet gehandicapte leerling wordt een eigen bijdrage opgelegd. Dit is niet voor iedere leerling van toepassing (zie nadere uitwerking). Artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 4, eerste lid van de Wet op de expertisecentra (WEC), verplichten de gemeenteraad een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. De verordening geeft uitvoering aan de taakstelling van de gemeentebesturen inzake de bekostiging van het vervoer van leerlingen van en naar scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, of voortgezet (speciaal) onderwijs die zijn aangesloten bij samenwerkingsverbanden primair of voortgezet onderwijs, alszijnde instellingen voor cluster 1 en cluster 2. Tevens worden nadere regels gegeven voor de bekostiging van het weekeinde- en vakantievervoer. Er is geen zorgplicht in het kader van leerlingenvervoer voor leerlingen die het reguliere voortgezet onderwijs bezoeken, dus ook niet voor praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. Een uitzondering geldt voor leerlingen die vanwege een structurele lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke beperking niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, zij hebben recht op leerlingenvervoer op basis van Titel 5 van de verordening. Dit moet per leerling bekeken worden. Naast procedurevoorschriften over de wijze waarop de aanvragen voor bekostiging door de ouders kunnen worden ingediend, bevat deze verordening criteria aan de hand waarvan ouders aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten. Centraal uitgangspunt is daarbij dat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek van de leerling bij de ouders blijft liggen (artikel 2 van de verordening). Met het begrip ‘bekostiging’ wordt bedoeld dat de betaling aan de ouders niet het karakter heeft van een ‘kostendekkende betaling’. Dit neemt echter niet weg dat de bekostiging in een aantal gevallen kostendekkend kan zijn. Uitgangspunt van de regeling is bekostiging van het openbaar vervoer. Wanneer de leerling door zijn structurele lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke beperking geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, zelfs niet met begeleiding, dan komt hij in aanmerking voor aangepast vervoer. Als ouders aangeven hun kind zelf te willen vervoeren dienen ze hiervoor toestemming te vragen aan het college. De bekostiging van het vervoer is vervolgens gebaseerd op de vervoersvoorziening waar de ouders voor in aanmerking komen. Het college kan toestemming weigeren op grond van de kosten. Wijze van vervoer Het college bepaalt welke wijze van vervoer wordt bekostigd aan de ouders. Uitgangspunt van de regeling is voor de leerling het meest passende vervoer. De verordening onderscheidt een drietal wijzen van vervoer:
1. openbaar vervoer;
2. aangepast vervoer; 3. eigen vervoer, (brom) fiets of auto .

Bekostiging leerlingenvervoer

Soort vervoersvoorziening

B(S)O / TITEL 2

VSO TITEL 3

Titel 5

Fiets

Artikel 9

Artikel 16

Niet van toepassing

Openbaar Vervoer

Artikel 9

Artikel 16

Artikel 23 of 24

Begeleiding OV of fiets

Artikel 10

Artikel 17

Artikel 23 of 24

Aangepast Vervoer

Artikel 11
- Reistijd 1,5uur of meer
- Geen OV
- Beleidsregels

Artikel 18
- Beperking
- Reistijd 1,5 uur of meer
- Geen OV

Artikel 23 of 24
- Handicap

Eigen vervoer

Artikel 12

Artikel 19

Artikel 23 of 24

Uitzondering in verband met handicap

Titel 5
Geen afstandsgrens

Titel 5
Geen afstandsgrens

Artikel 23 of 24

Artikelsgewijze toelichting TITEL 1: Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsomschrijving
a. aangepast vervoerTen behoeve van het aangepast vervoer sluit de gemeente een vervoerscontract af, waardoor de leerlingen door een taxibedrijf door middel van een taxi, taxibusje, (touringcar)bus, treintaxi, bustaxi van en naar school wordt vervoerd. Hierbij wordt het vervoer van leerlingen zoveel mogelijk gecombineerd. b. afstandDe afstand dient consequent te worden gemeten. Er wordt voor elke afstand eenzelfde, professionele routeplanner gehanteerd. De route hoeft overigens niet in alle gevallen toegankelijk te zijn voor gemotoriseerd verkeer, volgens een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ((hierna: ABRvS) 12 juni 1995, nr. R03.93.5575). Ook kan de route – en daarmee de afstand – op de heenweg verschillen van die van de terugweg, volgens een uitspraak van de ABRvS (27 december 1989, nr. R03.88.7309). c. begeleiderAls blijkt dat het voor de leerling niet mogelijk is zelfstandig te reizen en bij de reis begeleid dient te worden zijn ouders verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling. Wie uiteindelijk als begeleider zal fungeren is in principe niet van belang. d. commissie van onderzoekDe commissie van onderzoek bestaat uit het bevoegd gezag(en) van de betreffende instelling(en) en beoordeelt of een leerling in aanmerking komt voor begeleiding of toelating van een instelling. De commissie bestaat naast de vertegenwoordiger van de instelling uit o.a. uit een psycholoog, een pedagoog, maatschappelijk werk en een specialistisch arts. Hun onderzoeken worden betrokken bij de beoordeling. e. commissie van begeleidingDe commissie voor de begeleiding is zodanig samengesteld dat zij adequaat kan adviseren vanuit zowel onderwijskundig als pedagogisch, psychologisch en medisch oogpunt, rekening houdend met de beperking van de leerling. Daarnaast heeft de commissie voor begeleiding de taak een voorstel te doen voor het handelingsplan en de uitvoering van het handelingsplan te evalueren alsmede te adviseren over terugplaatsing of overplaatsing van de leerling naar het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs. f. drempelbedragVoor ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, kan een drempelbedrag in rekening worden gebracht (zie artikel 13 van de verordening). Bij het drempelbedrag is de ouderlijke bijdrage gekoppeld aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens. Het drempelbedrag is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer. Het drempelbedrag wordt per leerling in rekening gebracht, Voor de bepaling of een drempelbedrag verplicht is, dient een inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting aanwezig te zijn. Als de aanvrager een rechtspersoon is (bijvoorbeeld een zorginstelling), dan valt deze formeel niet onder de werking van de Wet op de inkomstenbelasting. In de bekostiging van instellingen is vaak rekening gehouden met bekostiging van de kosten van het dagelijks vervoer naar school en het weekeinde- en vakantievervoer. g. eigen vervoerHet is mogelijk om een vergoeding te verkrijgen voor het eigen vervoer van de ouders en/of de leerling. Dit kan zijn voor de inzet van de eigen auto, bromfiets of fiets. Indien men met de eigen auto rijdt is het bovendien mogelijk om ook andere leerlingen mee te nemen. Ouders die dit zelf doen, vallen niet onder de Wet op het Personenvervoer. h. inkomenOm te bepalen of er een drempelbedrag kan worden geheven op grond van artikel 13, is het inkomen van ouders in het peiljaar nodig. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor bekostiging wordt aangevraagd. Ouders kunnen hiervoor een IB 60-formulier opvragen bij de Belastingdienst, waarop dit gecorrigeerde verzamelinkomen staat vermeld. i. inkomensafhankelijke bijdrageNaast het drempelbedrag kan voor ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken, die tenminste 20 kilometer van de woning is gelegen, een inkomensafhankelijke bijdrage gelden (zie artikel 14 van de verordening). De inkomensafhankelijke bijdrage wordt in mindering gebracht op de toegekende bekostiging. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven. j. leerlingIn artikel 39, derde lid, van de WPO is bepaald dat kinderen vanaf drie jaar en tien maanden ten hoogste vijf dagen (schoolgewenningsdagen) de basisschool mogen bezoeken. Deze kinderen worden echter pas als zij de leeftijd van vier jaar hebben bereikt leerling in de zin van de WPO (artikel 39, eerste lid, WPO). De ouders kunnen dan ook pas vanaf het moment dat hun kind vier jaar is geworden eventueel aanspraak maken op bekostiging van de vervoerkosten naar de basisschool of speciale school voor basisonderwijs. De toelatingsleeftijd voor kinderen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de WEC. Voor leerlingen die op grond van de onderwijswetgeving toegelaten zijn op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ongeacht of zij de leerplichtige leeftijd hebben bereikt, of al voorbij zijn kunnen de ouders, indien zij voldoen aan de voorwaarden van de gemeentelijke verordening leerlingenvervoer, aanspraak maken op bekostiging van de vervoerskosten. Voor het voortgezet onderwijs geldt dat er voor leerlingen met een structurele handicap aanspraak kan bestaan op bekostiging op grond van Titel 6 van de verordening.
Illegale leerlingen
Het recht op onderwijs, ook voor in ons land verblijvende illegale leerlingen, is gebaseerd op het principe dat jongeren waar ook ter wereld moeten worden toegerust om aan het maatschappelijke leven deel te nemen, Nederland is hiertoe ook internationale verdragsrechtelijke verplichtingen aangegaan. In de Koppelingswet is zelfs vastgelegd dat illegale kinderen die voor hun 18e jaar een onderwijstraject zijn gestart het recht hebben om dit af te maken. Hier vloeit uit voort dat illegale leerlingen in principe ook recht hebben op leerlingenvervoer. Scholen en gemeenten hoeven leerplichtige leerlingen niet te vragen naar de verblijfsstatus.
Asielzoekerskinderen
Voor kinderen die in een Asielzoekerscentrum (AZC) verblijven en naar school toe gaan, bestaat de Richtlijn schoolvervoer asielzoekers. Deze richtlijn houdt in dat het AZC het vervoer betaalt van het AZC naar de school. Dit betaalt het AZC uit de middelen die het via het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) ontvangt. Leerlingen die niet in een asielzoekerscentrum verblijven, vallen onder de gemeentelijke regeling leerlingenvervoer. Een belangrijke uitzondering vormen leerlingen die rijdende scholen bezoeken voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers (Titel B van het Besluit trekkende bevolking WPO). Ouders van leerlingen die deze scholen bezoeken kunnen geen aanspraak maken op een vervoersvoorziening. De kosten voor noodzakelijk vervoer van deze leerlingen ten behoeve van het schoolbezoek vormen onderdeel van de materiële instandhouding van die scholen. k. OndersteuningsplanHet ondersteuningsplan speelt in het passend onderwijs een belangrijke rol. Het plan dient te verwezenlijken dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken, en dat leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Ook wordt het basisondersteuningsniveau aangegeven, dat voor elke school geldt. Het ondersteuningsplan omvat onder meer de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van de ondersteuningsmiddelen en – voorzieningen aan de scholen. Ook moeten de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op speciale scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband en op scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in het plan worden opgenomen, evenals de procedure en criteria voor terug- of overplaatsing naar reguliere scholen. Het samenwerkingsverband stelt het ondersteuningsplan vast, maar de gemeente heeft een belangrijke rol: over het concept van het plan dient eerst op overeenstemming gericht overleg (hierna: OOGO) te hebben plaatsgevonden met het college van de gemeenten die binnen het gebied van het samenwerkingsverband zijn gelegen (artikel 18a, negende lid, van de WPO en artikel 17a, negende lid, van de WVO). l. ontwikkelingsleeftijdDe ontwikkelingsleeftijd is de leeftijd waarop de leerling functioneert en kan afwijken van de kalenderleeftijd. m. opdcorthopedagogisch en didactisch centrum. Bovenschoolse voorziening bedoeld om leerlingen extra zorg te geven. Op een opdc kan ook onderwijs gegeven worden, maar de leerlingen blijven ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs.Leerlingen die volledig onderwijs volgen aan een opdc en aanspraak maken op vervoer op basis van Titel 6, kunnen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het opdc. Leerlingen die gedeeltelijk onderwijs volgen aan een opdc en gedeeltelijk aan een school voor voortgezet onderwijs, kunnen alleen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar de school voor voortgezet onderwijs. n. openbaar vervoerBij de definiëring van het begrip ‘openbaar vervoer’ is aangesloten bij de begripsomschrijving zoals deze is vastgelegd in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van de zinsnede ‘volgens een dienstregeling’; zodoende kan ook de regiotaxi desgewenst als een vorm van openbaar vervoer worden beschouwd. In de verordening is de begripsomschrijving uitgebreid met ‘veerdienst’. o. opstapplaatsVoor het aangepast vervoer kan de gemeente opstapplaatsen gebruiken. Indien de leerling hiertoe in staat is wordt deze vanaf de opstapplaats met de taxi of bus vervoerd. De leerlingen worden dan niet meer thuis voor de deur opgehaald, maar dienen zich, al dan niet onder begeleiding van de ouders, te begeven naar de door de gemeente aangewezen opstapplaats. p. oudersOok pleegouders, voogden en/of wettelijk vertegenwoordigers zijn aan te merken als verzorgers en vallen daarmee onder het begrip “ouders”, zoals bedoeld in de verordening. q. regionale verwijzigingscommissieDe Regionale Verwijzingscommissie beoordeelt of een leerling in aanmerking komt voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs. r. reistijdOnder “reistijd” wordt verstaan, de tijd die ligt tussen het verlaten van het huis en de aanvang van de schooldag, dan wel de tijd die ligt tussen het einde van de schooldag en de aankomst bij het huis. De praktijk leert dat leerlingen, ongeacht of zij gebruikmaken van het leerlingenvervoer, zich vaak zo’n tien minuten voor de aanvang van de lessen op het schoolplein bevinden. Deze tijd wordt niet meegerekend als reistijd. Eventuele wachttijd aan het einde van de schooldag wordt wel meegerekend bij de reistijd s. samenwerkingsverbandOnder 1°: Een samenwerkingsverband primair onderwijs omvat volgens artikel 18a van de WPO alle binnen een bepaald aaneengesloten gebied gelegen vestigingen van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en cluster 4. Een uitzondering vormen vestigingen van scholen waarvoor het bestuur is aangesloten bij een landelijk samenwerkingsverband. Scholen voor speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en cluster 4, die geen vestigingen hebben in het gebied van het samenwerkingsverband, kunnen toch deelnemen aan dit samenwerkingsverband.Instellingen behorend tot cluster 1 en cluster 2 behoren niet tot het samenwerkingsverband. Onder 2°: Een samenwerkingsverband voortgezet onderwijs omvat volgens artikel 17a van de WVO alle binnen een bepaald aaneengesloten gebied gelegen vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en cluster 4. Een uitzondering vormen vestigingen van scholen waarvoor het bestuur is aangesloten bij een landelijk samenwerkingsverband. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en cluster 4, die geen vestigingen hebben in het gebied van het samenwerkingsverband, kunnen toch deelnemen aan dit samenwerkingsverband.Instellingen behorend tot cluster 1 en cluster 2 behoren niet tot het samenwerkingsverband. t. schoolWat wordt verstaan onder primair onderwijs
- Regulier primair OnderwijsHet openbaar onderwijs is een onderwijsvorm in Nederland die door de overheid wordt opgericht en onderhouden.
- Bijzonder OnderwijsBijzonder onderwijs heeft een bepaalde levensbeschouwelijke , bijvoorbeeld godsdienstige , maatschappelijke of onderwijskundige , visie opgericht door een stichting of vereniging.

Speciale school voor basisonderwijs (Speciaal Basis Onderwijs)De Wet op het primair onderwijs (WPO), die op 1 augustus 1998 in werking is getreden, voorziet in de samenvoeging van het basisonderwijs en het onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom), moeilijk lerende kinderen (mlk) en in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (iobk) in een wet. De scholen voor lom, mlk en iobk heten onder de WPO ‘speciale scholen voor basisonderwijs’. School voor kinderen van kermisexploitanten, schippers of circusmedewerkers Het Besluit trekkende bevolking van de WBO (Stb. 465, 1985) bevat voorschriften voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden (zoals scholen voor kinderen van kermisexploitanten, schippers of circusmedewerkers). De voorzieningen ten behoeve van deze groepen zijn opgenomen in de WPO en de betreffende scholen worden aangemerkt als basisscholen. Belangrijkste overweging hiervoor is, dat de desbetreffende kinderen in principe aangewezen zijn op het reguliere basisonderwijs. Van overwegende orthopedagogische of didactische benadering is geen sprake. Dit betekent dat de ouders van de betreffende leerlingen aanspraak kunnen maken op bekostiging van vervoer. Hiervoor gelden de bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen naar scholen voor basisonderwijs en speciale scholen voor basisonderwijs (Titel 2 van de verordening ). Een belangrijke uitzondering vormen:
- leerlingen die rijdende scholen bezoeken voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers (Titel B Besluit trekkende bevolking);
- leerlingen die ligplaatsscholen bezoeken voor varende kinderen (Titel C Besluit trekkende bevolking).

Ouders van leerlingen die voornoemde scholen bezoeken, komen niet voor bekostiging van vervoer in aanmerking. De kosten voor noodzakelijk vervoer van deze leerlingen ten behoeve van het schoolbezoek, vormen onderdeel van de materiële instandhouding van die scholen
School voor voortgezet onderwijs
Onder een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de WVO, vallen het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo)en het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), waar praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs deel van uit maken.
Particuliere scholen
Aanspraak op leerlingenvervoer kan zowel naar rijksbekostigde als particuliere scholen bestaan, mits de particuliere school een onderwijsrichting vertegenwoordigt en mits de particuliere school een ‘school’ in de zin van de onderwijswetten is.
School voor beroeps- universitair onderwijs
Het vervoer naar het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het universitair onderwijs valt onder geen enkele omstandigheid onder het leerlingenvervoer. Gehandicapte leerlingen die een dergelijke opleiding volgen, kunnen zich tot het UWV wenden voor een eventuele vergoeding.
Speciaal onderwijs (WEC)
De Wet op de expertisecentra (WEC) omvat al het overig speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Het gaat om onderwijs voor doven, slechthorenden, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, visueel gehandicapten, lichamelijk gehandicapten, kinderen opgenomen in het ziekenhuis, langdurig zieken, zeer moeilijk lerende kinderen, zeer moeilijk opvoedbare kinderen, meervoudig gehandicapten en onderwijs op pedologische instituten. De WEC onderscheidt de volgende clusters:Cluster 1: onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap;Cluster 2: onderwijs aan dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden dan wel meervoudige gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;Cluster 3: onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;Cluster 4: onderwijs aan langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.
School gecombineerd met medische behandeling en zorg
Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met aanvragen van ouders voor bekostiging van vervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs. Gemeenten zijn hier in principe niet toe verplicht. Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van een school op de schooltijden die zijn aangegeven in het schoolplan. Dan gaat het dus om een onderwijsinstelling in de zin van de onderwijswetgeving; zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke worden hier niet toe gerekend. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij die locatie, dan kan het zijn dat ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming bij de gemeente kunnen krijgen. Ook dan moet het gaan om onderwijs in de zin van onderwijswetgeving, dus moet de instelling die het onderwijs verzorgt een “school” zijn. Hierbij geldt dat gemeenten vervoeren in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens het schoolplan (artikel 1, onderdeel m, van de Verordening). Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer. u. schooltijdHet begin en het einde van de schooldag, volgens het schoolplan. Voor afwijkende schooltijden stelt het college nadere regels vast. v. schoolplan Het schoolplan is een jaarplan waarin onderwijskundige lessen en ondersteunende activiteiten zijn opgenomen. w. stage Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. In het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs is voor leerlingen vanaf 14 jaar minstens één stage op ten hoogste vier dagen per week zelfs verplicht (artikel 17, eerste lid, van de WEC).Wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’. x. toegankelijke schoolLeerlingen kunnen op grond van hun lichamelijke of geestelijke toestand zijn aangewezen op een bepaalde school. In de WPO is bepaald dat het samenwerkingsverband primair onderwijs beoordeelt of een leerling toelaatbaar is tot een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs van cluster 3 en cluster 4 (artikel 18a, zesde lid, van de WPO). Het samenwerkingsverband laat zich daarbij adviseren door deskundigen. De WVO kent een dergelijke bepaling: het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs beoordeelt of een leerling toelaatbaar is tot het voortgezet speciaal onderwijs (artikel 17a, zesde lid, van de WVO). Ook hier geldt dat het samenwerkingsverband zich daarbij laat adviseren door deskundigen. Vooralsnog bepaalt de regionale verwijzingscommissie de toelaatbaarheid tot het praktijkonderwijs (artikel 10g van de WVO) en beslist of een leerling op leerwegondersteunend onderwijs is aangewezen (artikel 10e van de WVO). Met ingang van 1 augustus 2015 wordt het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs in het passend onderwijs geïntegreerd; dan beslist het samenwerkingsverband of een leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs of is aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs. Voor instellingen voor cluster 1 en cluster 2 geldt een afwijkende procedure. In de WEC is bepaald dat de commissie van onderzoek beoordeelt of een leerling in aanmerking komt voor het onderwijs op de instelling óf op begeleiding vanuit de instelling, waarbij de leerling dan is ingeschreven op een andere school (artikel 41, tweede lid, van de WEC). y. vervoerIndien de gemeente opstapplaatsen hanteert, is dit in de verordening opgenomen. Zie ook de toelichting op artikel 1 onder ‘opstapplaats’. Het vervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Alleen wanneer de leerplichtige leerling door een structurele handicap slechts een deel van het onderwijsprogramma kan volgen, kan in een voorkomend geval tijdens de schooltijd vervoerd worden. Sociale omstandigheden, lichamelijke problemen van tijdelijke aard of leeftijd zijn geen grond voor het vervoer tijdens schooltijd. Met afwijkende roosters, zoals deze voorkomen in het voortgezet onderwijs, kan in beginsel geen rekening gehouden worden. De vervoerskosten zouden dan te hoog oplopen. Soms zijn, in overleg met leerlingen, ouders en de school, bepaalde vervoersarrangementen en -combinaties mogelijk, waarbij dan de leerlingen beurtelings een bepaalde tijd moeten wachten op het vervoer. z. vervoersvoorzieningDe wet bepaalt dat de gemeenten het vervoer zelf kunnen verzorgen, dan wel doen verzorgen. In de begripsbepaling ‘vervoersvoorziening’ is dit nader uitgewerkt. Er dient een keuze te worden gemaakt tussen één van de weergegeven mogelijkheden, zoals aangegeven in de verordening. aa. WoningOnder ‘woning’ wordt in de Verordening Leerlingenvervoer verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. Hierbij is het niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven. Wanneer de leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, bijvoorbeeld in verband met noodzakelijke opvang, dient een aanvraag voor een vervoersvoorziening bij die gemeente ingediend te worden. Vakantie van de ouders geldt overigens niet als reden voor noodzakelijke opvang van de leerling elders. Het adres waar kinderen een bepaalde tijd vóór aanvang en/of na afloop van de schooldag worden opgevangen (de buitenschoolse opvang) valt in beginsel niet onder het begrip ‘woning’.
Artikel 2. Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten Ook als het college het vervoer zelf verzorgt of laat verzorgen, kan het van ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, verlangen een eigen bijdrage te betalen voor het vervoer van hun leerlingen (artikel 2, tweede lid). De hoogte van deze eigen bijdrage, die slechts van toepassing is op ouders van leerlingen die scholen voor basisonderwijs of speciale scholen voor basisonderwijs bezoeken, is afhankelijk van het inkomen van de ouders en de afstand tussen de woning en de te bezoeken school (zie artikelen 13 en 14). Indien de ouders weigeren de bijdrage te betalen of nalatig hierin zijn leidt dit tot het vervallen van de aanspraak op de bekostiging dan wel, indien gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld een taxi (busje), tot stopzetting van het vervoer. De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft ingevolge de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders liggen. In het vijfde lid van artikel 2 is deze verantwoordelijkheid nog eens expliciet vastgelegd. Deze verantwoordelijkheid kan door de ouders niet op- of overgedragen worden aan de gemeente. De wettelijke regeling, noch de gemeentelijke verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van de ouders. Het zesde lid van artikel 2 bepaalt dat een leerling die meerderjarig en handelingsbekwaam is zelf een aanvraag voor leerlingenvervoer kan indienen, in plaats van de ouders/verzorgers. Artikel 3. Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school In het artikel 4 van de WPO, de WEC en de WVO is bepaald dat de gemeenteraad bij het vaststellen van de verordening de “op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze van een school dient te eerbiedigen”. Tevens is in genoemde artikelen bepaald dat in de verordening geen onderscheid wordt gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Als toegankelijke school is dan aan te merken de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Daar komt een tweede criterium bij, namelijk de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. In de verordening zijn deze bepalingen verankerd in artikel 3. Als dichtstbijzijnde school kan worden aangemerkt de school die naar afstand het dichtstbij gelegen is, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende (meest) begaanbare, veilige weg. Wanneer een leerling een school bezoekt die, met voorbijgaan van een vergelijkbare school van dezelfde gewenste richting, verder van de woning van de leerling is verwijderd, blijft de aanspraak in principe beperkt tot de kosten verbonden aan het vervoer naar en van de dichtst bij de woning gelegen school. Het college is echter niet verplicht in dat geval deze kosten te vergoeden. Het college kan besluiten om in het geheel geen bekostiging te verstrekken, als vervoer aanwezig is waarvan de kosten voor de gemeente gelijk blijven, ongeacht het feit of de leerling van dat vervoer gebruik maakt. Bijvoorbeeld in het geval de gemeente busjes laat rijden naar de dichtstbij gelegen school. Indien de situatie zich zou voordoen dat vervoer naar een verder van de woning van de leerling gelegen school van dezelfde richting voor de gemeente goedkoper zou zijn (of niet meer kosten met zich brengt), kan het college aan de ouders vragen ermee in te stemmen dat de leerling naar die school wordt vervoerd. Voor een openbare school geldt hetzelfde. RICHTING Als erkende richtingen binnen het bijzonder onderwijs gelden het (rooms) katholiek onderwijs, protestants-christelijk onderwijs (gereformeerd, hervormd), onderwijs naar de leer van de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt), reformatorisch onderwijs en het evangelisch onderwijs; voorts het joods onderwijs, (orthodox) islamitisch onderwijs en het hindoe onderwijs, en ten slotte het algemeen bijzonder of neutraal bijzonder onderwijs en het onderwijs op antroposofische grondslag (vrijescholen). Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Daltonscholen, Iederwijsscholen etc. Verklaring van bezwaar Op grond van artikel 3, tweede lid, dienen ouders van een leerling die een school bezoekt die op grote afstand is gelegen, terwijl zich dichterbij andere, ook voor de leerling passende scholen bevinden, bij de aanvraag van een vervoersvoorziening schriftelijk te verklaren dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichterbij gelegen bijzondere scholen. Deze verklaring van bezwaar dient zich te richten tegen de richting van het bijzonder onderwijs dan wel tegen het openbaar onderwijs, en niet tegen de onderwijskundige methode die op de school gehanteerd wordt. Het college is niet gerechtigd de bezwaren van ouders tegen een bepaalde richting inhoudelijk te verifiëren. PASSEND ONDERWIJS Rol samenwerkingsverband De zorgplicht van de school waar de leerling wordt aangemeld is een van de kernpunten van het passend onderwijs. Wanneer de school waar de leerling is aangemeld niet zelf in de benodigde onderwijsonder

Terug naar het vergunningen overzicht

Details van vergunning

  • BeschrijvingVerordening leerlingenvervoer Barendrecht 2018
  • Soortverordeningen en reglementen (bekendmaking)
  • Gepubliceerd op20-03-2018
  • Start20-03-2018
  • Straatnaam
  • Postcode

- Advertentie (?) -