Delen

- Advertentie (?) -

Beleidsregels leerlingenvervoer Barendrecht 2025

30-04-2025

Beleidsregels leerlingenvervoer Barendrecht 2025

Het college van de gemeente Barendrecht overwegende,dat het college heeft besloten tot enkele beleidswijzigingen gericht op samenredzaamheid en op het optimaal benutten van schaarse vervoerscapaciteit vanwege aanhoudende chauffeurstekorten, dat de raad op 15 april 2025 besluit over een voorstel tot wijziging van de Verordening leerlingenvervoer met dezelfde doelen, waarbij bepaalde artikelen een nadere uitwerking in beleidsregels verlangen, B e s l u i t: vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels leerlingenvervoer Barendrecht 2025, dit onder voorbehoud van instemming van de raad met wijziging van de Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2025.
Inleiding
De gemeenteraad is wettelijke verplicht om een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. Deze regeling is vastgelegd in de Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2025. In de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra (artikelen 4) is bepaald dat het vervoer passend moet zijn voor de leerling. Ook is bepaald dat rekening wordt gehouden met de redelijkerwijs te vergen inzet van ouders. De Verordening leerlingenvervoer sluit hierbij aan. Uitgegaan wordt van de mogelijkheden van ouder en leerling. Dit houdt onder andere in dat wanneer een leerling in staat is om met de fiets of het openbaar vervoer naar school te reizen, een voorziening voor aangepast vervoer niet aan de orde is. Om een bruikbaar toetsingskader te creëren voor aanvragen voor leerlingenvervoer stelt het college de volgende Beleidsregels vast:

Hoofdstuk 1. Definities
Artikel 1. Definities
1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
-
Dichtstbijzijnde toegankelijke school: dichtstbijzijnde school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting of de openbare school;
-
Leerling: de leerling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2025;
-
Leerlingenvervoer: het vervoer van leerlingen naar en van de onderwijsinstelling als bedoeld in de onderwijswetgeving;
-
Passende vervoersvoorziening: een vervoersvoorziening die aansluit bij de af te leggen route, de zelfredzaamheid en de behoeften van de leerling en het gezin, de beperkingen van de leerling en de (ontwikkelings)leeftijd van de leerling;
-
Verordening: Verordening leerlingenvervoer Barendrecht 2025.
2. Begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening.

Hoofdstuk 2. Aanvraagprocedure
Artikel 2. Indienen aanvraagformulier (uitwerking artikel 3 van de Verordening)
De aanvraag voor het volgende schooljaar dient uiterlijk 8 weken voor de start van de zomervakantie te worden ingediend. Hierbij wordt aangesloten bij de schoolgids. Dit geeft het college de tijd om voor het begin van het nieuwe schooljaar op de aanvraag te beslissen. Daarnaast geeft dit de vervoerder de gelegenheid om alle ritten in te plannen en voor te bereiden. Wanneer een aanvraag later wordt ingediend kan niet worden gegarandeerd dat tijdens de eerste twee weken van het nieuwe schooljaar gebruik kan worden gemaakt van het aangepast vervoer. Aanvragen die tijdens het schooljaar binnenkomen, worden binnen 8 weken behandeld.

Artikel 3. Het gesprek
1. Met ouders/verzorgers van kinderen die nieuw in het leerlingenvervoer komen, wordt voor de beoordeling van de aanvraag een gesprek gevoerd. Het gesprek kan telefonisch plaatsvinden. Tijdens dit gesprek wordt uitgelegd wat leerlingenvervoer is. Ook wordt gekeken naar de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en het gezin en de vervoersmogelijkheden van de leerling (bijvoorbeeld of de leerling met het openbaar vervoer kan reizen, eventueel met hulp). Ook ouders/verzorgers van kinderen die in het schooljaar negen jaar worden of veranderen van school, worden uitgenodigd voor een gesprek. Met hen worden onder andere de mogelijkheden van zelfstandig fietsen en het openbaar vervoer besproken.2. Wanneer de leerling de leeftijd van negen jaar bereikt, kan het college indien gewenst in overleg met de ouders van de leerling een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen. Hierin worden de mogelijkheden van de leerling beschreven en de weg naar zelfstandig reizen naar school. Bij het opstellen van het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan is er aandacht voor:
a. de huidige manier van reizen en de reden daarvoor;
b. de ervaringen van de leerling met de fiets en/of het openbaar vervoer;
c. de mogelijkheden van de leerling om te reizen met de fiets en/of het openbaar vervoer;
d. de ondersteuningsmogelijkheden van de ouder(s);
e. de ondersteuningsmogelijkheden van het college.

Artikel 4. Nieuwe aanmeldingen en wijzigingen
1. Het verwerken van nieuwe aanmeldingen duurt maximaal 8 weken. Ouders zijn tijdens de periode van het verwerken van nieuwe aanmeldingen zelf verantwoordelijk voor het vervoer van de leerling.2. Wanneer sprake is van een adreswijziging kost de verwerking hiervan minimaal 10 werkdagen. Wanneer ouders adreswijzigingen niet vroeg genoeg doorgeven, zijn zij zelf verantwoordelijk voor het vervoer van de leerling.3. Wanneer een wijziging plaatsvindt en er geen of juist extra gebruik wordt gemaakt van aangepast vervoer, moet dit ruim van tevoren worden doorgegeven. Het college verstrekt de informatie uiterlijk om 17:00 uur op de dag voorafgaand aan de dag waarop de wijziging betrekking heeft aan de vervoerder. Wanneer ouders deze wijzigingen niet op tijd doorgeven, zijn zij zelf verantwoordelijk voor het vervoer van de leerling.

Artikel 5. Meerjarenbeschikking
1. Soms is het mogelijk om voor een langere periode dan één schooljaar een vervoersvoorziening toe te kennen. Dit leidt tot betere dienstverlening. Indien een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan is vastgesteld, wordt deze bij de beoordeling betrokken. Een meerjarenbeschikking kan in de volgende gevallen worden gegeven:
a. Voor leerlingen die zelfstandig reizen met de fiets of het openbaar vervoer, kan een meerjarenbeschikking worden verstrekt, voor de periode waarin geen wijzigingen in de reismogelijkheden worden verwacht. De beschikking kan voor een periode van ten hoogste drie jaar worden afgegeven.
b. Voor leerlingen waarvan de verwachting is dat zij vanwege hun lichamelijke of geestelijke situatie altijd zijn aangewezen op aangepast vervoer en dus aan de criteria blijven voldoen. De beschikking kan worden afgegeven tot het einde van de basisschool of tot het einde van de toelaatbaarheidsverklaring (TLV).
c. Voor leerlingen die aangepast vervoer ontvangen, omdat zij met het gebruik van het openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg zijn en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 procent of minder kan worden teruggebracht en waarvan wordt verwacht dat dit niet zal wijzigen. De beschikking kan worden afgegeven voor een periode van ten hoogste drie jaar of tot het einde van de toelaatbaarheidsverklaring (TLV).
2. Een meerjarenbeschikking eindigt voor een leerling die een school voor speciaal basisonderwijs bezoekt in ieder geval aan het einde van groep 8. 3. Een beschikking kan voor de eerste twee jaar dat een leerling een eerstvolgende dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt, omdat de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is door een wachtlijst, voor de duur van één jaar worden afgegeven.4. Wanneer een eigen bijdrage is vastgesteld, wordt jaarlijks om inkomensgegevens gevraagd om de eigen bijdragen vast te kunnen stellen.

Hoofdstuk 3. Beoordelingscriteria
Artikel 6. Structurele beperking
1. Er is verschil tussen een structurele en een tijdelijke beperking. Het college is alleen verantwoordelijk voor het vervoer van leerlingen met een structurele beperking.2. Wanneer in de Verordening wordt gesproken over een beperking of handicap, wordt daarmee een structurele beperking of handicap bedoeld. Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan drie maanden afhankelijk is van een rolstoel en/of krukken, kan een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer op grond van de hardheidsclausule. Het college kan dan een vervoersvoorziening verstrekken voor de duur van het herstel.3. Het college is niet verantwoordelijk voor vervoer wanneer sprake is van een tijdelijke beperking. Een tijdelijke beperking is korter dan drie maanden. Ouders zijn, wanneer sprake is van een tijdelijke beperking, zelf verantwoordelijk voor het vervoer.

Artikel 7. Medische keuring
1. Wanneer door ouders wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een handicap, moeten ouders ter onderbouwing een medische verklaring meesturen. Wanneer deze verklaring onvoldoende houvast biedt voor de beoordeling van de aanvraag, kan het college medisch advies vragen. De leerling kan in dit geval worden opgeroepen voor een medisch onderzoek.2. Medisch onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke adviesorganisatie. De kosten van het medisch advies zijn voor het college.3. Onderzocht wordt in principe (I) of de leerling zelfstandig of onder begeleiding gebruik kan maken van het openbaar vervoer, (II) of een leerling zelfstandig of onder begeleiding van een volwassene kan fietsen en (III) of de leerling voldoende leerbaar is om zelfstandig met of zonder begeleiding te reizen.4. Van een verstandelijke handicap in de zin van de Verordening kan pas sprake zijn wanneer de leerling een IQ heeft van minder dan 70.

Hoofdstuk 4. Ouders
Artikel 8. Co-ouderschap
Ouders die gescheiden van elkaar wonen kunnen afspreken om hun kind of kinderen gezamenlijk te blijven verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap wanneer beide ouders afwisselend en regelmatig de zorg voor hun kind of kinderen hebben. Wanneer sprake is van co-ouderschap kan er recht bestaan op bekostiging van het leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. Ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

Artikel 9. Verantwoordelijkheid ouders bij begeleiding kinderen
1. Ouders en/of verzorgers zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek en de begeleiding van hun kind of kinderen. Van ouders wordt verwacht dat zij – in redelijkheid – aanpassingen in hun leven maken, zodat zij de leerling naar school kunnen begeleiden of vervoeren. Te denken valt bijvoorbeeld aan aanpassing van de werktijden of de aanschaf van een vervoersmiddel.2. Van ouders wordt verwacht dat zij – eventueel met behulp van de school – aan ouders van klasgenoten vragen of zij de leerling op tenminste één vaste dag per week naar school kunnen brengen of begeleiden als zij dat zelf niet kunnen.3. Van ouders wordt verwacht dat zij anderen in hun omgeving vragen of zij de leerling op tenminste één vaste dag per week naar school kunnen brengen of begeleiden als zij dat zelf niet kunnen.4. De volgende belemmeringen kunnen maken dat begeleiding door ouders niet mogelijk is of tot ernstig nadeel voor het gezin leidt:
- De ouder van een één-oudergezin kan aantonen dat hij of zij het werk of de inburgering niet langer kan uitoefenen wanneer hij of zij zorg moet dragen voor de begeleiding van en naar school van de leerling. Hiervoor moet een werkgeversverklaring worden overgelegd met een weekrooster en werktijden. Het volgen van een voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk of de inburgering. Hiervoor moeten het inschrijfbewijs en het lesrooster worden overgelegd.
- De ouder van een één-oudergezin moet meerdere kinderen uit hetzelfde gezin, jonger dan 9 jaar, tegelijkertijd naar een andere school brengen. Het kind dat moet reizen naar het speciaal (basis)onderwijs kan in dit geval in aanmerking komen voor aangepast vervoer. Aannemelijk moet worden gemaakt dat een andere oplossing (zoals het inschakelen van buren of familie of voor- en naschoolse opvang) niet mogelijk is.
- Er zijn structurele medische redenen die ouders belemmeren om hun kind te begeleiden. Dit moet worden vastgesteld door een medisch deskundige (geen huisarts).
- Het begeleiden van een kind van en naar school duurt langer dan drie uur per dag. Dit komt neer op minimaal drie kwartier per enkele reisafstand. Is de totale reistijd langer dan drie uur en is er geen aantoonbare andere mogelijkheid om vervoer te combineren met andere leerlingen, dan kan de leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer.
5. Wanneer beide ouders werken op de dagen en tijden waarop de leerling begeleid of vervoerd moet worden, vormt dit géén belemmering. In gezinnen met twee ouders, moeten de ouders deze belemmering zelf wegnemen, ook wanneer dit gevolgen heeft voor het werk.6. Wanneer begeleiding niet mogelijk is of tot ernstig nadeel voor het gezin leidt, bestaat alleen recht op aangepast vervoer wanneer ouders kunnen aantonen dat:
a. de belemmering, zoals genoemd in het vierde lid, het brengen of vervoeren van de leerling verhindert én,
b. de ouders alle aanpassingen, zoals bedoeld in het eerste lid, naar vermogen hebben betracht; én,
c. de ouders via school de ouders van klasgenoten om hulp hebben gevraagd zoals, bedoeld in het tweede lid; én,
d. de ouders alle personen in hun omgeving om hulp hebben gevraagd, zoals bedoeld in het derde lid; én,
e. er ondanks deze inspanningen voor het schoolgaan van de leerling nog steeds geen passende oplossing is gevonden.
7. Aangepast vervoer wordt alleen toegekend voor de dagen en tijden waarop de belemmeringen van toepassing zijn.

Artikel 10. Tenminste één dag per week zelf brengen en halen
1. Van een gezin met twee ouders die een voorziening voor aangepast vervoer aanvragen, wordt verwacht dat zij, indien redelijkerwijs mogelijk, de leerling minstens twee dagen per week zelf (laten) brengen en halen. Indien redelijkerwijs mogelijk gebeurt dit op vaste dagen.2. Van een één-oudergezin die een voorziening voor aangepast vervoer aanvraagt, wordt verwacht dat de ouder, indien redelijkerwijs mogelijk, de leerling minstens één dag per week zelf brengt of haalt of dit laat doen. Indien redelijkerwijs mogelijk gebeurt dit op een vaste dag.3. Deze normen gelden ook als er in het gezin meerdere leerlingen zijn en ook als deze leerlingen naar verschillende scholen gaan.4. Ouders die aangeven dat zij hiertoe niet in staat zijn, moeten dit aantonen op de manier zoals omschreven in artikel 9 van de Beleidsregels.

Hoofdstuk 5. Vervoersvergoeding
Artikel 11. Afstand
1. Leerlingen van het (speciaal) basisonderwijs en het speciaal onderwijs hebben recht op leerlingenvervoer als de afstand tussen de woning en de school meer dan 6 kilometer is. Als de afstand minder dan 6 kilometer is, bestaat er geen recht op leerlingenvervoer.2. Deze grens geldt niet voor gehandicapte leerlingen.3. Voor het bepalen van de afstand, wordt gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner. Gemeten wordt de kortst afstand tussen de woning en de school. Als een opstapplaats is aangewezen, wordt hier geen rekening mee gehouden. 4. Voor het bepalen van de afstand geldt de optie “kortste route per fiets”. Als er incidentele wegwerkzaamheden zijn, wordt hier geen rekening mee gehouden.5. Voor vergoedingen gebaseerd op het openbaar vervoer, wordt gebruik gemaakt van 9292.nl. 6. Voor vergoedingen gebaseerd op het vervoer met de auto geldt de optie ‘kortste route per auto’.7. De vervoerder informeert het college over de reistijd met het aangepast vervoer.8. Bij een afwijzing op basis van de afstand of reistijd, wordt onderbouwing van de afstand of reistijd meegestuurd.

Artikel 12. Fietskostenvergoeding
1. Als de afstand meer dan 6 kilometer is, wordt een fietsvergoeding verstrekt. Dit is per schooldag twee maal een fietskostenvergoeding (voor de heen- en terugreis). Voor een begeleider is dit vier maal een fietskostenvergoeding.2. Leerlingen in het voortgezet (speciaal) onderwijs ontvangen alleen een fietskostenvergoeding als zij door een handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen.3. Als er getwijfeld wordt aan de fietsvaardigheid van de leerling, kan advies worden opgevraagd. Dit kan bij MEE op weg of bij een deskundige. Indien noodzakelijk kan een training worden ingezet door MEE op weg.

Artikel 13. Vergoeding voor de kosten van openbaar vervoer
1. Als er getwijfeld wordt of een leerling zelfstandig of met begeleiding met het openbaar vervoer kan reizen, kan advies worden opgevraagd bij een deskundige.2. Als de reistijd met het openbaar vervoer langer is dan anderhalf uur, wordt gekeken of aangepast vervoer de reistijd kan halveren.3. Voor het speciaal (basis)onderwijs geldt in principe maximaal één overstap. Twee overstappen is alleen mogelijk in overleg met ouders, als dit haalbaar is voor de leerling en als de overstaptijd reëel is.

Artikel 14. Vergoeding kosten eigen vervoer
1. De kilometervergoeding voor het gebruik van de eigen auto wordt in beginsel per schooldag viermaal toegekend (tweemaal per dag heen en terug rijden). Voor zover de leerling wordt gebracht en/of gehaald onderweg naar werk of opleiding wordt de kilometervergoeding slechts tweemaal of driemaal toegekend.

Artikel 15. Stimuleren carpoolen
1. Als een ouder, die een vergoeding voor het gebruik van het eigen vervoer ontvangt, één of meerdere andere Barendrechtse leerlingen vervoert, krijgt deze een hogere kilometervergoeding. De ouder krijgt per extra kind een kilometervergoeding van 50% van de belastingvrije vergoeding voor woon-werkverkeer. De leerlingen die worden vervoerd komen in aanmerking voor een vergoeding voor aangepast vervoer en/of eigen vervoer.2. Het moet gaan om structureel vervoer van minimaal één vaste dag per week (heen- en terugreis). De vergoeding geldt voor de afstand tussen de woning en de school die de leerling bezoekt. Extra kilometers die worden gereden, worden geacht onder de hogere kilometervergoeding te vallen.

Artikel 16. Gewenningsjaar aangepast vervoer
Leerlingen die voor het eerst naar het voortgezet speciaal onderwijs gaan, kunnen nog een half jaar gebruikmaken van het aangepast vervoer. Hierdoor kunnen ze wennen aan de nieuwe situatie. Indien noodzakelijk kan een training worden ingezet door MEE op weg.

Hoofdstuk 6. ONDERWIJS
Artikel 17. Wachtlijsten
1. Als de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling, omdat er een wachtlijst bestaat, vindt bekostiging van het leerlingenvervoer plaats naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde toegankelijke school. De aanspraak op een vervoersvoorziening naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan:
a. zo lang de wachtlijst voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school bestaat; of,
b. als binnen twee jaar de wachtlijst is opgelost, maar overplaatsing naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school nadelige gevolgen heeft voor de leerling. Dit kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een medisch deskundige.
2. Als de aanvraag voor leerlingenvervoer naar een verder weggelegen school wordt toegekend, wordt in de beschikking opgenomen dat het leerlingenvervoer naar deze school wordt bekostigd tot het moment dat de wachtlijst is opgelost, tenzij sprake is van de situatie als genoemd in het eerste lid onder b.3. Bij een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer moeten ouders aantonen dat de wachtlijst nog steeds bestaat.

Artikel 18. Taalklas en Internationaal voortgezet onderwijs (ISK)
1. Een taalklas biedt basisonderwijs aan nieuwkomers. De nadruk ligt hierbij op het leren van de Nederlandse taal en cultuur. Een aanvraag voor leerlingenvervoer naar een taalklas wordt op dezelfde wijze behandeld als andere aanvragen voor leerlingenvervoer naar basisonderwijs, met inachtneming van de bijzonderheden in deze beleidsregel.2. Een Internationale Schakelklas (ISK) biedt voortgezet onderwijs aan nieuwkomers. De nadruk ligt hierbij op het leren van de Nederlandse taal en cultuur. Leerlingenvervoer voortgezet onderwijs wordt in principe alleen toegekend wanneer sprake is van een gehandicapte leerling. Voor leerlingen van een ISK bestaat doorgaans geen recht op leerlingenvervoer.3. Wanneer vaststaat dat een leerling voltijd taalonderwijs in een taalklas moet volgen, wordt de taalklas aangemerkt als de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor deze leerling.4. De vervoersvoorziening wordt toegekend voor één jaar. De voorziening eindigt wanneer de leerling zelfstandig naar school kan fietsen of lopen. Wanneer de leerling taalonderwijs volgt, streven alle betrokken partijen (Stichting Vluchtelingenwerk, MEE op weg en de scholen) ernaar dat de leerling zo snel mogelijk zelfstandig kan reizen. Evaluatie vindt plaats na een half jaar. Het college neemt hiertoe het initiatief door tijdig contact op te nemen met de school.5. Een vervoersvoorziening wordt alleen toegekend voor de dagen dat de ouders van de leerling de leerling niet kunnen begeleiden, omdat zij anders niet aan hun inburgeringsverplichtingen kunnen voldoen. Op alle andere dagen gelden de gewone regels van de Verordening en de Beleidsregels.6. Als de leerling zelfstandig fietsend of lopend naar school kan reizen, wordt geen vervoersvoorziening toegekend.

Artikel 19. Hoogbegaafd onderwijs
1. Er bestaat geen recht op leerlingenvervoer naar een school waar onderwijs wordt geboden aan hoogbegaafde leerlingen wanneer deze school niet tevens de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Scholen ontvangen extra middelen van het Rijk om passend onderwijs te kunnen bieden aan hoogbegaafde leerlingen. Hoogbegaafde leerlingen kunnen met de juiste begeleiding en het juiste lesmateriaal passend onderwijs volgen. Er is daarom geen reden om leerlingenvervoer te vergoeden naar een school voor hoogbegaafde leerlingen die op grotere afstand ligt. Hoogbegaafdheid biedt geen toegang tot het speciaal onderwijs.2. Specifieke door ouders aangeleverde informatie kan voor het college aanleiding zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Ouders moeten dan aantonen dat hun kind op de dichtstbijzijnde toegankelijke school – en dichterbij gelegen toegankelijke scholen – niet het onderwijs kan krijgen dat nodig is.

Artikel 20. Dislocaties, nevenvestigingen en verbouwing van de school
1. Als een school meerdere locaties heeft, geldt voor het afstandscriterium van de Verordening de feitelijke locatie die door de leerling wordt bezocht.2. Als een leerling vanwege een verbouwing op een andere locatie wordt opgevangen, wordt niet automatisch het vervoer naar die locatie bekostigd. Er zal een nieuwe beoordeling moeten worden gemaakt. Ouders dienen deze wijziging door te geven.3. Als een leerling op een dag meerdere schoollocaties bezoekt, dient de school voor vervoer tussen de schoollocaties te zorgen. Leerlingenvervoer is immers bevoeld voor het vervoer van de woning naar de school en terug.

Artikel 21. Wisselende schooltijden en afwijken van het schoolrooster
1. Leerlingenvervoer is alleen bedoeld voor het vervoer van en naar school volgende de tijden in de schoolgids. Ouders zijn verantwoordelijk voor het vervoer bij wisselende of afwijkende schooltijden, niet het college. Bij lesuitval aan het begin of eind van de schooldag worden geen extra taxiritten ingezet.2. In het examenjaar kan er sprake zijn van afwijkende schooltijden. Ook dan worden de schooltijden van de schoolgids aangehouden. 3. Uitzonderingen worden alleen gemaakt voor leerlingen die vanwege hun structurele beperking geen hele schooldag aankunnen of voor wie een individueel schoolplan is gemaakt.

Hoofdstuk 7. WONING
Artikel 22. Hoofdverblijf
1. Een aanvraag voor leerlingenvervoer wordt gedaan, voor het woonadres waar de leerling feitelijk en structureel verblijft. Inschrijving in de gemeente is hiervoor niet doorslaggevend.2. Een tijdelijke vervoersvoorziening kan worden toegekend als de leerling:
a. van leerlingenvervoer gebruik maakt in de eigen gemeente (A); en,
b. een korte periode (maximaal zes weken) in een andere gemeente (B) verblijft; en,
c. de oude school blijft bezoeken; en,
d. na die periode terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente (A).
Deze uitzondering geldt niet als de leerling vanwege vakantie ergens anders verblijft.3. In alle andere situaties waarin een leerling ergens tijdelijk verblijft, is het eerste lid van toepassing.

Artikel 23. Tijdelijk verblijf
1. Als een leerling met leerlingenvervoer korter dan drie maanden in onze gemeente verblijft, betaalt de gemeente van herkomst het vervoer.2. Als een leerling met leerlingenvervoer langer dan drie maanden in onze gemeente verblijft, kan de tijdelijke verblijfplaats worden gezien als hoofdverblijf. Na zes weken moeten ouders een aanvraag indienen bij het college van de gemeente Barendrecht. 3. Verzoeken voor vervoer van internaten naar huis doordeweeks worden afgewezen. Voor internaten geldt alleen vervoer in weekeinden en vakanties. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het vervoer buiten weekeinden en vakanties.

Artikel 24. Crisisplaatsing
1. Als een leerling door een crisissituatie tijdelijk in Barendrecht woont, kan het college tijdelijk vervoer regelen naar de oorspronkelijke school voor maximaal zes weken. In deze periode probeert het college met de oorspronkelijke gemeente een financiële bijdrage af te spreken voor de leerling van hun gemeente. Er moet sprake zijn van een onverwachte uithuisplaatsing en het onderwijs op de oorspronkelijke school moet gewenst en haalbaar zijn.2. De verzorgers van de leerling moeten in deze zes weken een andere school zoeken als de leerling langer in Barendrecht blijft. Na deze periode moet een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer worden ingediend. Deze aanvraag wordt op dezelfde manier beoordeeld als alle andere aanvragen.3. Als een Barendrechtse leerling tijdelijk elders verblijft door een crisissituatie, kan het college, op verzoek van de andere gemeente, het vervoer naar de oorspronkelijke school in Barendrecht voor maximaal zes weken vergoeden.

Hoofdstuk 8. Opstapplaatsen
Artikel 25. Bepalen opstapplaats leerling
1. De locatie van de opstapplaatsen wordt bepaald door het vervoerbedrijf in overleg met de gemeente.2. De vervoerder bepaalt op welke opstapplaats de leerling wordt opgehaald en teruggebracht, zodat leerlingen die dezelfde scholen bezoeken zo veel mogelijk op één halte worden opgehaald. De opstapplaats is binnen 2 kilometer van de woning.

Artikel 26. Begeleiding leerling van/naar opstapplaats
1. Ouders beoordelen zelf of en wanneer de leerling zelfstandig van en naar de opstapplaats kan reizen en daar zelfstandig kan wachten. 2. Voor zover dit niet het geval is, moeten ouders de leerlingen begeleiden van huis naar de opstapplaats en terug van de opstapplaats naar huis en wachten tot de leerling is ingestapt in de taxi.3. Ouders moeten zorgen dat de leerling tijdig op de opstapplaats is en moeten tijdig aanwezig zijn om de leerling van de opstapplaats op te halen.4. Voor zover door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen van en naar de opstapplaats onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is, kan het college bepalen dat de leerling thuis wordt opgehaald en/of teruggebracht.

Artikel 27. Geen opstapplaats (thuis brengen en halen)
1. De leerling wordt niet op een opstapplaats opgehaald indien:
a. de leerling op grond van een door een arts afgegeven medische indicatie geen gebruik kan maken van een opstapplaats; of,
b. de leerling in een jeugdinstelling, gezinsvervangend tehuis etc. woont en de begeleiders vanwege zorg voor andere jeugdigen de leerling niet naar de opstapplaats kunnen begeleiden; of,
c. de gemeente toestemming heeft gegeven dat een leerling bij een kinderdagverblijf wordt gehaald of gebracht. Deze uitzondering geldt alleen voor kinderdagverblijven en geregistreerde gastouders, maar niet voor informele opvang bij grootouders, buren etc.
2. Rolstoelgebonden leerlingen worden niet op een opstapplaats opgehaald, tenzij ouders hier zelf voor kiezen.

Artikel 28. Vervoer naar een opvangadres
1. Het college stemt in met het vervoer naar een opvangadres als:
- dit op de route is waar de taxi of bus standaard langs rijdt en het opvangadres structureel van aard is. Structureel betekent dat sprake is van een vast, (twee-)wekelijks terugkerend patroon voor een periode van minimaal 3 maanden;
- het opvangadres in Barendrecht ligt;
- er geen extra kosten voor de gemeenten zijn voor het vervoer naar een opvangadres;
- de andere leerlingen op dezelfde route er geen hinder van ondervinden doordat voor hun de reistijd bijvoorbeeld wordt verlengd.
2. Het college is niet verantwoordelijk voor het vervoer naar naschoolse activiteiten, een incidenteel oppasadres, medische of paramedische behandeling, een behandellocatie, medisch kinderdagverblijf, schoolreisjes of sportdagen, naar schoolgebouwen onderling, tussen school en zwembad of gymnastieklokaal etc.

Artikel 29. Dagcentrum: twee woningen
1. Het uitgangspunt van de Verordening is, dat slechts het vervoer van de woning naar de onderwijsinstelling en andersom wordt bekostigd. In het geval een leerling vanuit een ouderlijke woning een school bezoekt en vanuit die school, omwille van een medische of sociale indicatie, naar een dagcentrum reist, is het college niet verplicht het vervoer van school naar het dagcentrum te bekostigen.2. Als het dagcentrum als structureel feitelijk (eventueel tweede) verblijf kan worden aangemerkt, kan het college ervan uitgaan dat het kind twee woningen in de zin van de Verordening heeft, te weten: de ouderlijke woning en het dagcentrum. In een dergelijke situatie kan het college toch besluiten het vervoer te bekostigen, wanneer het dagcentrum zich binnen de gemeente bevindt. Het college bekostigt dan het vervoer van huis naar school en van school naar het dagcentrum. Het dagcentrum wordt dan aangemerkt als tweede woning. Het vervoer van het dagcentrum naar huis valt dan niet onder het leerlingenvervoer.

Artikel 30. Medische behandeling en zorg in combinatie met onderwijs: Orthopedagogisch didactisch centrum (OPDC) en onderwijs/zorg locaties
1. Als een kind onderwijs krijgt dichtbij een zorglocatie, kunnen ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming aanvragen. Dit geldt voor onderwijs op een school volgens de onderwijswetgeving. Het college zorgt voor vervoer dat aansluit op de schooltijden, zoals vermeld in de schoolgids. Dit is ook van toepassing als kinderen zorg of behandeling krijgen voor, tijdens of na schooltijd.2. Als op een locatie zowel onderwijs als zorg wordt verstrekt, kan recht op leerlingenvervoer bestaan als het onderwijsdeel meer dan 50% van de tijd in beslag neemt. Ouders moeten dit aantonen met een ontwikkelingsperspectief (OPP) en de beschikking voor het zorgdeel. Aan de overige voorwaarden van de Verordening dient ook te worden voldaan.3. Voor het vervoer naar locaties waar jeugdhulp wordt geboden is de Verordening Jeugdhulp gemeente Barendrecht 2022 (of diens opvolger) van toepassing.

Hoofdstuk 9. HET VERVOER
Artikel 31. Wangedrag binnen het vervoer
1. Als een leerling zich misdraagt in het aangepast vervoer, maken we gebruik van een “stoplichtmodel” met maatregelen die steeds strenger worden:
a. Ouders ontvangen een brief. Ook vindt er een gesprek plaats tussen de chauffeur en de ouders. De chauffeur maakt een verslag en deelt dit met het college. Het doel is om het gedrag van de leerling te verbeteren.
b. Verbetert het gedrag niet? Dan stuurt het college een schriftelijke waarschuwing en nodigt de ouders uit voor een gesprek. Van ouders wordt verwacht dat zij de leerling zelf in het aangepast vervoer (laten) begeleiden. Het college stelt een zitplaats beschikbaar in het voertuig.
c. Blijft het probleem bestaan? Dan krijgen ouders een laatste schriftelijke waarschuwing. Als het gedrag van de leerling niet verbetert en het gedrag verwijtbaar is, kan het college besluit het aangepast vervoer te beëindigen. Dit geldt ook wanneer er een medische oorzaak is voor het gedrag en dit met begeleiding onder controle te houden is. In alle gevallen zijn ouders verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling.

Artikel 32. Individueel vervoer
In beginsel bestaat er geen recht op individueel vervoer. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt een leerling individueel vervoerd. Er moeten dan medische of psychosociale redenen zijn dat de leerling niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd.

Artikel 33. Individuele reistijd
De reistijd per leerling is maximaal 90 minuten voor een enkele reis, tenzij het door de afstand niet mogelijk is om binnen 90 minuten te blijven. Wegens medische of psychosociale redenen kan hiervan worden afgeweken. Dit dient door ouders te worden aangetoond.

Artikel 34. Medische begeleiding
Als een leerling medische begeleiding nodig heeft, zijn ouders hiervoor verantwoordelijk. Vaak kan hiervoor een vergoeding worden gekregen vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Het college stelt een zitplaats beschikbaar in het voertuig.

Artikel 35. Stage vervoer
1. Een stageplaats is een werkplek waar de leerling werkt volgens een stageovereenkomst. In de stageovereenkomst staan verder onder andere de doelen, werkzaamheden en de duur van de stage. 2. Een vervoersvoorziening van en naar de stageplaats sluit aan op de schooltijden. 3. Een vergoeding voor de fiets, het openbaar vervoer of de eigen auto wordt berekend op basis van de afstand tussen de woning en de stageplaats. 4. De stageplaats moet op de route naar school liggen. Zo niet, dan verstrekt het college een vervoersvoorziening naar een stageplaats die binnen een straal van 8 kilometer van de woning van de leerling ligt, tenzij binnen deze straal aantoonbaar geen stageplaats aanwezig is.5. Het college gaat ervan uit dat een stageplaats wordt gezocht in de buurt van de woning. Hierdoor hoeven leerlingen minder lang te reizen en wordt de maatschappelijke betrokkenheid met de gemeente Barendrecht vergroot.6. Voor de stageplaats geldt hetzelfde afstandscriterium als voor de school. Er vindt geen vergoeding plaats als de stageplaats binnen een afstandsgrens van 6 kilometer staat, tenzij de leerling een handicap heeft. Om de zelfredzaamheid van de leerling te vergroten, wordt een zo zelfstandig mogelijke manier van reizen nagestreefd. Gekeken wordt naar de mogelijkheden om met de (brom-)fiets of het openbaar vervoer te reizen.

Hoofdstuk 10. Financieel
Artikel 36. Terugval in inkomen
1. Wanneer het redelijk is om van een andere peildatum voor het inkomen uit te gaan, kan artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF) gebruikt worden als leidraad. Het college heeft de bevoegdheid om in zeer bijzondere situaties een andere beslissing te nemen.2. Onder “terugval in inkomen” zoals genoemd in artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF) wordt verstaan: een vermindering van het toetsingsinkomen van de ouder met minimaal 15% vergeleken met het tweede jaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt aangevraagd.

Artikel 37. Voogdijinstellingen
Voogdijinstellingen worden ook als ouder aangemerkt. Zij kunnen een aanvraag indienen als zij daadwerkelijke voor het kind zorgen. Voor voogdijinstellingen kan geen drempelbedrag worden vastgesteld. Voogdijinstellingen hebben geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting.

Hoofdstuk 11. HARDHEIDSCLAUSULE
Artikel 38. Hardheidsclausule
1. Het college kan afwijken van de regels van de Verordening en de Beleidsregels. Het college kan dit doen als toepassing van de regels tot onaanvaardbare nadelige gevolgen voor een gezin of een leerling leiden.2. De hardheidsclausule wordt niet toegepast voor ander vervoer dan het vervoer naar een school. Er bestaat geen recht op een vervoersvoorziening naar medische instellingen of behandellocaties. Voor dit soort vervoer kan eventueel een aanvraag worden ingediend op grond van de Jeugdwet (Jw), de Wet langdure zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw).3. De hardheidsclausule wordt niet toegepast als ouders aangeven de leerling niet naar school te kunnen brengen, omdat zij werken of andere bezigheden hebben.4. Bij het toepassen van de hardheidsclausule worden alle feiten en omstandigheden meegewogen. Toepassing van de hardheidsclausule is niet aan enige beperking gebonden.5. Om precedentwerking te voorkomen, wordt de toepassing van de hardheidsclausule goed onderbouwd. Dit gebeurt met specifieke en concrete argumenten die betrekking hebben op de situatie van de ouders van een leerling.

Hoofdstuk 12. AFSLUITING
Artikel 39. Inwerkingtreding
Deze Beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking. De Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Barendrecht 2023 worden tegelijkertijd ingetrokken.

Artikel 40. Citeertitel
Deze Beleidsregels worden aangeduid als de “Beleidsregels leerlingenvervoer Barendrecht 2025”.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht op 1 april 2025, de secretaris, L. van Zanten MSc de burgemeester, drs. R.E. Schneider

Artikelsgewijze toelichting op de Beleidsregels Op enkele artikelen is toelichting nodig voor nadere duiding van het artikel. Hieronder wordt deze toelichting gegeven.
Artikelen 8 t/m 10
Ouders zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kind en de benodigde begeleiding. Het college verwacht van ouders dat zij, waar mogelijk, hun leven aanpassen zodat zij hun kind naar school kunnen brengen. In elk geval wordt verwacht dat iedere ouder het kind minstens één dag per week of twee afzonderlijke ritten naar school brengt en haalt.
Artikel 9
Om ouders te ondersteunen bij de begeleiding van hun kind, adviseren wij de volgende mogelijkheden:
- Rol voor zorg- en hulpverlenende instellingen
De verantwoordelijkheid voor de begeleiding van het kind blijft bij de ouders. Zij kunnen hulp krijgen van organisaties zoals MEE, Stichting Vrijwilligerswerk of Centrum Jeugd en Gezin binnen de wijkteams om deze begeleiding te organiseren.
- Gebruik maken van Mee op weg
Het zelfstandig reizen kan worden gestimuleerd door gebruik te maken van MEE op weg. MEE op weg helpt met een maatje, de leerling ervaring op te doen in het openbaar vervoer. Begeleiding bij het reizen is in de toekomst dan vaak niet meer nodig.
Artikelen 11 t/m 13
Bij de beoordeling van de aanvragen voor bekostiging van vervoer binnen het leerlingenvervoer geldt een getrapte vervoerskostenvergoeding volgens de verordening. De vergoeding moet aansluiten bij de mogelijkheden van de leerling. De vervoerskostenvergoeding moet passend zijn. Dit betekent dat als een leerling zelf naar school kan fietsen, een vergoeding voor aangepast vervoer niet passend is. In dat geval is een fietsvergoeding geschikter. Dit geldt aook voor leerlingen die met een begeleider met het openbaar reizen. Pas als deze mogelijkheden niet passend zijn, is een vergoeding voor het aangepaste vervoer, meestal in taxibusjes, het best passend. Ouders moeten zelf zorgen voor eventuele begeleiding. Wat passend vervoer precies inhoudt, beschrijft de wetgeving en de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Barendrecht 2025 niet. Daarom moet per individu worden beoordeeld welke vervoersvoorziening het beste bij de leerling past. De vervoersvoorziening waarop een leerling recht op heeft, wordt bepaald door de mogelijkheden van de leerling en de infrastructuur tussen woning en school en vice versa. Dit omvat bijvoorbeeld de beschikbaarheid van openbaar vervoer, fietspaden en openbare wegen. Daarnaast wordt gekeken naar welke vervoerswijze het beste aansluit bij de eigen kracht van de leerling, en kan er advies worden gevraagd aan onafhankelijke (medisch) deskundigen. In zijn algemeenheid uitspraken doen over de capaciteit van een leerling is niet mogelijk. Dit is afhankelijk van veel factoren, zoals de ontwikkelingsleeftijd, medische gesteldheid, de mogelijkheden van het gezin, de reisroute, etc. Daarom is het toepassen van maatwerk belangrijk.
Artikel 11 en 18
Voor zowel de taalklas als het internationaal voortgezet onderwijs geldt het afstandscriterium . Ouders van leerlingen die met het openbaar vervoer (OV) reizen, kunnen indien noodzakelijk een aanvraag voor bijzondere bijstand indienen. Oekraïense vluchtelingen kunnen geen bijzondere bijstand aanvragen, maar ontvangen leefgeld. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) adviseert om Oekraïense vluchtelingen in het leerlingenvervoer hetzelfde te behandelen als andere vluchtelingen. In tegenstelling tot andere vluchtelingen mogen Oekraïners wel werken in Nederland en sommigen hebben hun baan in Oekraïne behouden. Daarom vindt het college het redelijk om dezelfde regels toe te passen voor Oekraïense vluchtelingen ondanks dat zij geen bijzondere bijstand kunnen aanvragen.
Artikel 21
Het komt vaak voor dat leerlingen halverwege de schooldag de school moeten verlaten, bijvoorbeeld vanwege ziekte of een doktersbezoek. Ook vragen scholen soms om aangepast vervoer op afwijkende tijden, bijvoorbeeld voor schoolreisjes, sportdagen of de laatste schooldag voor een vakantie. Het college is niet verantwoordelijk voor het organiseren van vervoer buiten de schooltijden zoals vermeld in de schoolgids.
Artikel 24
Soms worden kinderen om verschillende redenen uit huis geplaatst. Een crisisplaatsing is een plotselinge uithuisplaatsing in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis. Deze plaatsing is tijdelijk en het doel is om de leerling zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen 6 weken) terug te plaatsen in het ouderlijk huis of in een andere definitieve huisvesting onder te brengen. Als het kind door de crisisplaatsing tijdelijk in een andere gemeente verblijft, neemt het college van de gemeente Barendrecht de kosten voor het leerlingenvervoer gedurende de eerste 6 weken voor zijn rekening.
Artikel 34
Stage is een onderdeel van het onderwijsprogramma. Het college heeft de ruimte om afspraken met scholen te maken, evenals met het bedrijfsleven. Hoe het college met stageplaatsen omgaat is beschreven in artikel 12 van de Verordening en artikel 35 van de Beleidsregels.
Artikel 36
Volgens de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) moet het inkomen voor bekostiging van vervoerskosten worden vastgesteld op basis van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt aangevraagd. Als het inkomen van de ouders in de periode tussen het peiljaar en het jaar van de aanvraag structureel is gedaald, is het redelijk om in hun voordeel een later peiljaar te kiezen. Dit kan gedaan worden met de afwijkingsmogelijkheid van artikel 21 van de verordening.
Artikel 37
De Verordening leerlingenvervoer bevat een hardheidsclausule, artikel 24. Deze clausule stelt het college in staat om van alle bepalingen in de Verordening af te wijken en alsnog bekostiging van vervoer toe te kennen. De hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke situaties die niet in de Verordening en Beleidsregels zijn opgenomen en die mogelijk nadelige gevolgen voor een gezin of leerling kunnen hebben.

Terug naar het vergunningen overzicht

Details van vergunning

  • BeschrijvingBeleidsregels leerlingenvervoer Barendrecht 2025
  • Soortofficielepublicaties ()
  • Gepubliceerd op30-04-2025
  • Start30-04-2025
  • Straatnaam
  • Postcode

- Advertentie (?) -