Delen

- Advertentie (?) -

Verordening rioolheffing 2020

31-12-2019

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020

De raad van de gemeente Barendrecht; overwegende dat de gemeenteraad de Begroting 2020 heeft vastgesteld; dat de verordening en de bijbehorende tarievenlijst voor 2020 dient worden vastgesteld door de gemeenteraad; dat de vaststelling geschiedt in overeenstemming met de Begroting 2020; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2019; gelet op het advies van de commissie Planning en Control van 25 november 2019; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit:
vast te stellen de volgende

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020

Artikel 1 Definities In deze verordening wordt verstaan onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak;
b. voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
1. een gebouwd eigendom;
2. een ongebouwd eigendom;
3. een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
4. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;
5. een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;
6. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel;

c. een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b;
d. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
e. onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;
f. onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen
g. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;
h. onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.
i. niet-woning: een niet-woning in de zin van artikel 220a, tweede lid, Gemeentewet, een recreatieterrein in de zin van art. 16, onder e, van de Wet WOZ, een perceel dat wordt gebruikt door een instelling in de zin van artikel 1, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen en een garagebox, voor zover deze niet op de voet van artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet WOZ, een samenstel vormt met een woning.

Artikel 2 Aard van de belasting Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel, verder te noemen: gebruikersdeel.2. Voor het gebruikersdeel, wordt:
a. gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
b. gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Vrijstelling De belasting is niet verschuldigd ter zake van percelen met een WOZ-waarde die minder is dan € 25.000, die in zelfstandig gebruik zijn als berging of garagebox.

Artikel 5 Maatstaf van heffing 1. Het gebruikersdeel van woningen wordt geheven naar het aantal gebruikers.2. Het aantal gebruikers wordt bepaald op 1 januari van het belastingjaar.3. Het gebruikersdeel van niet-woningen wordt geheven op basis van een combinatie van twee grondslagen, te weten naar de waarde in het economische verkeer van het perceel en naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.4. Als het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 6 bedoelde kalenderjaar geldt.5. Als voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.6. Het aantal kubieke meters afvalwater in de zin van het derde lid, wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. In geval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.7. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.8. De op de voet van het zesde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven De heffing als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar het tarief, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.5. Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.6. Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeerartikel 1. De ‘Verordening rioolheffing 2019’ wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2020'.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 17 december 2019.

De griffier,
mw. mr. G.E.
Figge
De voorzitter,
drs. J. van
Belzen

Tarieventabel Rioolheffing 2020 behorende bij de VERORDENING RIOOLHEFFING 2020

Het gebruikersdeel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening rioolheffing 2020 bedraagt per belastingjaar:

1.

voor elk eigendom of gedeelte van een eigendom uitsluitend in gebruik of bestemd als woning:


1.1

indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon

€ 60,00

1.2

indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door twee personen

€ 115,32

1.3

indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meer dan twee personen

€ 177,00

2.

voor elk eigendom of gedeelte van een perceel niet uitsluitend in gebruik of bestemd als woning:


2.1

0,0400% van de WOZ waarde of maximaal € 3.690,-

Dit bedrag wordt vermeerderd met een bedrag voor een hoeveelheid afgevoerd afvalwater:

I

van 0 m³ t/m 20 m³

nihil

II

van 21 m³ tot en met 500 m³

€ 80,00

III

van 501 m³ t/m 1.000 m³

€ 437,00

IV

van 1.001 m³ t/m 1.500 m³

€ 876,00

V

van 1.501 m³ t/m 2.000 m³

€ 1.584,00

VI

van 2.001 m³ t/m 3.000 m³

€ 2.339,00

VII

van 3.001 m³ t/m 4.000 m³

€ 4.404,00

VIII

van 4.001 m³ t/m 8.000 m³

€ 5.925,00

IX

van 8.001 m³ t/m 15.000 m³

€ 8.769,00

X

meer dan 15.000 m³

€ 12.884,00

Inwerkingtreding en citeertitel
1. De “Tarieventabel rioolheffing 2019” wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze tarieventabel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Tarieventabel rioolheffing 2020”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 17 december 2019.

De griffier,
mw. mr. G.E.
Figge

De voorzitter,
drs. J. van
Belzen

Terug naar het vergunningen overzicht

Details van vergunning

  • BeschrijvingVerordening rioolheffing 2020
  • Soortverordeningen en reglementen (bekendmaking)
  • Gepubliceerd op31-12-2019
  • Start31-12-2019
  • Straatnaam
  • Postcode

- Advertentie (?) -