Delen

- Advertentie (?) -

Handhavingsarrangement Horeca Gemeente Barendrecht 2016

16-01-2018

Handhavingsarrangement Horeca gemeente Barendrecht 2016
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester op 5 januari 2016 voor ieder het zijn bevoegdheid betreft. Gepubliceerd op 14 januari 2016 in De Schakel.

1. HANDHAVINGSKADER

Achtergrond en aanleiding
Het toezicht op de Drank- en Horecawet (DHW) is per 1 januari 2013 veranderd. Op basis van de nieuwe DHW is de burgemeester verantwoordelijk voor het merendeel van het DHW-toezicht. Daarvoor was dat nog de taak van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Deze nieuwe DHW is aangegrepen om het “Handhavingsarrangement openbare inrichtingen”, vastgesteld op 26 juni 2012, geheel te herzien en te actualiseren.

In deze nota, die de status heeft van een beleidsregel, worden de handhavingskaders en de wijze waarop handhavingsmiddelen worden toegepast (het handhavingsarrangement) beschreven. Het handhavingsarrangement heeft betrekking op de horeca-gerelateerde artikelen uit de APV (bv. exploitatievergunningen), de DHW en de Wet op de Kansspelen (WOK).
Doelstelling DHW
De doelstelling van de DHW is het voorkomen van gezondheidsschade en verstoring van de openbare orde door alcoholgebruik. De wet is bijvoorbeeld aangescherpt om drankmisbruik door jongeren beter aan te kunnen pakken. Jongeren onder de achttien jaar worden door de nieuwe wet nu ook zelf strafbaar als ze in een horeca-inrichting alcohol drinken.
Handhaving
Regelgeving is zinloos zonder handhaving. Dat geldt ook bij de regels voor de horeca. De gemeente Barendrecht zorgt er via toezicht en handhaving voor dat die regels worden nageleefd. Handhavingsafspraken zijn er op gericht dat:
• burgers, bedrijven en instellingen weten welke visie de gemeente heeft op handhaving, dat de gemeente ook daadwerkelijk handhaaft en daar verantwoording over aflegt;
• burgers, bedrijven en instellingen weten hoe de gemeente haar handhavingstaak op basis van uniformiteit en rechtszekerheid uitvoert;
• de uitvoering van de handhaving uiteindelijk leidt tot een beter gedrag met als uiteindelijk resultaat een grotere leefbaarheid en veiligheid.
De gemeente Barendrecht legt in een handhavingsarrangement vast op welke wijze op overtredingen gereageerd wordt. Dit is maatwerk door een duidelijk onderscheid te maken tussen soorten overtredingen/incidenten. Het handhavingsarrangement zorgt ervoor dat afspraken rond handhaving eenduidig en consistent worden uitgevoerd. Tenzij er zeer bijzondere omstandigheden een rol spelen, worden geconstateerde overtredingen niet gedoogd. Wanneer de openbare orde, veiligheid of het woon- en leefklimaat wordt aangetast door de exploitatie van een openbare inrichting, kan de burgemeester een bestuurlijke maatregel treffen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (tijdelijke) sluiting van de inrichting of intrekking van de exploitatievergunning.

In veel gevallen wordt bij een eerste overtreding tot het geven van een bestuurlijke waarschuwing overgegaan. In het handhavingsarrangement is opgenomen dat optreden van de gemeente ingrijpender wordt wanneer de overtreding aanhoudt of wordt herhaald. Door eerst te waarschuwen krijgt een overtreder de ruimte om zijn gedrag aan te passen en maatregelen te nemen.
Optreden door de politie
De politie treedt op bij een overtreding of illegale situatie. Er zal in principe volgens het handhavingsarrangement worden opgetreden. Ook mondelinge waarschuwingen worden altijd vastgelegd in een proces verbaal. Mocht de situatie dat vereisen, dan kan de politie het strafbare feit beëindigen door de openbare inrichting te ontruimen en te sluiten. Dit laatste namens de burgemeester als ondergeschikte aan het bevoegde gezag volgens artikel 3 Politiewet 2012 (in werking getreden op 1 januari 2013).
Voor een adequate bestuurlijke reactie na incidenten in een openbare inrichting en het doorlopen van een eventueel juridisch (na)traject, is een goed dossier essentieel. De politie levert zo spoedig mogelijk na een incident de afdeling Toezicht en handhaving alle relevante informatie aan, op basis waarvan de burgemeester een passende bestuurlijke maatregel kan nemen.
Maatregelen door de burgemeester
Bij een ernstige overtreding, illegale situatie of opeenstapeling van feiten kan de burgemeester ‘bestuursdwang’ toepassen. Dit betekent het (tijdelijk) sluiten van de openbare inrichting. De hieraan verbonden kosten moeten door de overtreder worden betaald. De burgemeester kan daarbij ook besluiten tot het (tijdelijk) intrekken van de exploitatievergunning. Ten aanzien van de meeste overtredingen van de Drank- en Horecawet kan gelijktijdig ook een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Iedere exploitant is verantwoordelijk voor een goede exploitatie. Uitgangspunt is dat de openbare orde en het woon- en leefklimaat niet mogen worden aangetast. Het intrekken van de exploitatievergunning gebeurt wanneer door een incident het vertrouwen in de exploitant is weggevallen. Dat kan ook gebeuren bij gevallen die in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) of in artikel 13b van de Opiumwet genoemd worden. Is herhaling waarschijnlijk, dan kan de inrichting voor onbepaalde tijd worden gesloten. Behoudens bijzondere omstandigheden worden onderstaande periodes aangehouden waarin geen nieuwe exploitatievergunning wordt verstrekt. Deze periodes zijn ook van toepassing op een nieuwe aanvraag voor een DHW-vergunning wanneer een DHW-vergunning op basis van artikel 31 lid 1 onder c DHW (vrees voor aantasting openbare orde, veiligheid en zedelijkheid) is ingetrokken. Op basis van artikel 27, lid 2 DHW mag de termijn maximaal 5 jaar bedragen.

1. 1 jaar bij geregelde vechtpartijen in/rond de inrichting en ernstige verstoring (overlast) omgeving;
2. 2 jaar bij regelmatige vechtpartijen in de horeca-inrichting of daar buiten, door overmatig alcoholgebruik, of een schiet- of steekincident in of nabij de openbare inrichting;
3. 3 jaar wanneer binnen vier jaar meer dan één schietincident in of in de nabijheid van de inrichting of handel en/of gebruik (hard-)drugs in of rond de openbare inrichting plaatsvindt;
4. 4 jaar wanneer binnen drie jaar meer dan één schietincident in of in de nabijheid van de openbare inrichting plaatsvindt;
5. 5 jaar bij handel in harddrugs in of nabij de openbare inrichting met medeweten van de exploitant, of gebruik harddrugs met medeweten van de exploitant, of binnen twee jaar meer dan één schietincident in of in de nabijheid van de openbare inrichting.
Maar ook daarna weegt de voorgeschiedenis van de betrokkene(n) mee bij een nieuwe aanvraag. Die aanvraag kan dan dus ook worden geweigerd.

In bepaalde gevallen kan de burgemeester een dwangsom opleggen. Als de exploitant zich niet aan de eisen houdt, moet deze een bedrag betalen. Na een dwangsom kan alsnog bestuursdwang of een nieuwe dwangsom volgen.
High trust, high penalty
Het handhavingskader gaat uit van vertrouwen in de ondernemer. De maatregelen die volgen bij niet naleving sluiten aan bij de ernst van de overtreding. Als de ondernemer het vertrouwen schaadt, volgt daarop een strenge maatregel (high penalty). De ondernemer krijgt het vertrouwen dat hij voldoet aan de vergunningsvoorwaarden die vooraf zijn gesteld en exploiteert conform aanvraag. De ondernemer die de regels naleeft, wordt minder gecontroleerd.

Afhankelijk van de ernst van het incident of de overtreding en de rol van de horecaondernemer hierbij, wordt bekeken hoe toekomstige onregelmatigheden in en rondom het bedrijf kunnen worden voorkomen. De horecaondernemer krijgt de gelegenheid aan te tonen dat hij kan zorgen voor een deugdelijke exploitatie van de inrichting. Bijvoorbeeld door een gedegen veiligheidsplan op te stellen.

Als naar het oordeel van de burgemeester wel een maatregel getroffen moet worden behoudens directe of tijdelijke sluiting, zal deze maatregel zo veel mogelijk ruimte laten aan de ondernemer om aan te tonen dat zijn exploitatie zonder openbare orde problemen kan worden voortgezet. Uitgaan van vertrouwen brengt een grote eigen verantwoordelijkheid voor ondernemers met zich mee. Een goede bedrijfsvoering is daarbij een eerste vereiste.
Lastenverlichting
Het handhavingsarrangement biedt meer maatwerk en differentiatie en verschillende handhavingstrajecten zijn in elkaar gevlochten. Kortere handhavingstrajecten en de maatregelen sluiten aan bij de aard van de overtreding.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Een bestuursrechtelijke handhavingsmaatregel moet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoen. Dit houdt in dat de maatregel niet verder mag strekken dan noodzakelijk en dat bij de keuze uit verschillende bevoegdheden geen zwaardere bevoegdheid wordt gebruikt dan de concrete situatie vereist. De feiten en omstandigheden van de situatie spelen dan ook een rol bij de beoordeling of een maatregel nodig is, en zo ja, welke maatregel. De proportionaliteit en subsidiariteit zijn in het handhavingsarrangement ingebouwd. De burgemeester toetst elke zaak afzonderlijk, aan de hand van dit handhavingsarrangement.
Openbare orde
Handhaving heeft tot doel het voorkomen van (verdere) aantasting van de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat. Maar ook het herstel van de openbare orde als deze is geschaad. Ook overtredingen van de APV, bijvoorbeeld de ongeoorloofde afwezigheid van een exploitant of beheerder, worden met dat doel afgedaan.
De burgemeester weegt in zijn besluitvorming over een bestuurlijke maatregel het belang van de ondernemer en derden af tegen dat van de openbare orde. De openbare orde weegt daarbij zwaar en prevaleert boven de belangen van derden. Een horecaondernemer heeft in die zin een zogenoemde 'risicoaansprakelijkheid'. Bij incidenten kijkt de burgemeester ook naar de handelwijze van de ondernemer voor, tijdens en na het incident. Hoe heeft de ondernemer gehandeld? Wat heeft de ondernemer gedaan om het incident te voorkomen? Wat is de geschiedenis van de betreffende inrichting? Op basis van deze overwegingen kan de burgemeester besluiten dat er geen aanleiding is om een maatregel te treffen of dat een waarschuwing voldoende is. De openbare orde en veiligheid zijn altijd leidend. Het kan dus zijn dat de ondernemer heeft gedaan wat hij kon, maar dat toch een maatregel getroffen moet worden om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te herstellen.
Afwijkingsbevoegdheid
De burgemeester heeft bij zijn besluitvorming over te treffen maatregelen een eigen afwijkingsbevoegdheid. De stappen in het handhavingsarrangement gelden daarbij als uitgangspunt. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan worden besloten om een stap over te slaan en niet eerst te waarschuwen, terwijl dit wel in het stappenplan is opgenomen, maar meteen tot een maatregel over te gaan. Bij een dergelijk besluit wordt dit expliciet gemotiveerd. Een voorbeeld hiervan is het aantreffen van vuurwapens in de openbare inrichting. Waar het stappenplan aangeeft dat normaliter eerst wordt gewaarschuwd, kan de burgemeester besluiten dat hier een sluiting noodzakelijk is. Aan de andere kant kunnen overmachtssituaties en de mate van verwijtbaarheid een rol spelen om minder zware maatregelen op te leggen.
Meerdere maatregelen/’stapeling’
Het kan zijn dat op bepaalde feiten en omstandigheden meerdere bestuurlijke maatregelen of verschillende handhavingsstappen van toepassing zijn. In dat geval kan de zwaarste bestuurlijke maatregel worden opgelegd Bijvoorbeeld bij ernstige overlast door een openbare inrichting die stelselmatig de sluitingstijden overtreedt. Voor overlast geldt in principe een strenger handhavingsregime dan voor het overtreden van sluitingstijden. De maatregel die geldt bij overlast, gaat dan vóór op de maatregel voor het overtreden van de sluitingstijden.
Feit blijft dat meerdere maatregelen kunnen worden getroffen. Bijvoorbeeld de sluiting van een horecapand vanwege drugshandel (op basis van de Opiumwet) en eveneens intrekking van de exploitatievergunning omdat het vertrouwen in de horecaondernemer is weggevallen. Opeenstapeling van bestuurlijke maatregelen is in het bestuursrecht soms toegestaan. Het gaat dan wel telkens om verschillende maatregelen (sluiting en intrekking van de vergunning bijvoorbeeld).
Stapeling van sluitingstermijnen gebeurt niet. Als een openbare inrichting overlast veroorzaakt en geen exploitant of beheerder aanwezig was terwijl het bedrijf wel was geopend voor publiek, is het niet zo dat het bedrijf eerst een periode, bijvoorbeeld twee weken, dicht moet en daarna nog eens de openingstijden worden beperkt vanwege overtreden van de aanwezigheidsplicht. Wel kan het samengaan van overtredingen en incidenten de burgemeester doen besluiten om een handhavingsstap over te slaan of een zwaardere maatregel te treffen. De burgemeester zal dit in zijn besluit expliciet motiveren.
Bestuursrecht en strafrecht
Het kan zijn dat een incident of overtreding maakt dat zowel op basis van bestuursrecht als op basis van strafrecht een maatregel of sanctie wordt getroffen. Een bestuursrechtelijke maatregel is altijd reparatoir bedoeld en heeft als doel om de geschokte openbare orde en veiligheid te herstellen. Strafrecht is punitief: op een overtreding van een wetsartikel volgt als straf een sanctie. Bestuursrecht en strafrecht kunnen dus naast elkaar worden toegepast. Een uitzondering daarop is de bestuurlijke boete. Dit is een bestuurlijke strafsanctie en die gaat niet samen met een strafrechtelijke strafsanctie. Dit geldt ook bij maatregelen die worden getroffen in het kader van geluidsoverlast. Op basis van het handhavingsarrangement kan de burgemeester bij de door DCMR gemeten geluidsoverschrijdingen besluiten dat sprake is van een overlastsituatie en een herstelmaatregel nemen. De DCMR kan tegelijkertijd haar eigen (strafrechtelijke) handhavingskader toepassen en een bestuurlijke strafbeschikking opleggen. Het één sluit het ander dus niet uit.
Lastgeving onder dwangsom en hersteltermijn
Het opleggen van een lastgeving onder dwangsom heeft niet het karakter van een straf, maar is een middel om de overtreder te bewegen tot herstel van een legale situatie. Deze herstelsanctie strekt tot het binnen de hersteltermijn ongedaan maken of beëindigen van een overtreding of - bij een preventieve lastgeving – tot het voorkomen van een klaarblijkelijke overtreding, onder de verplichting tot betaling van een geldsom, indien de lastgeving niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De hoogte van de dwangsom en de lengte van de hersteltermijn zijn onder andere gerelateerd aan de aard en de ernst van de overtreding. Het dwangsombedrag moet in ieder geval hoog genoeg zijn om effect te hebben, maar mag niet hoger zijn dan voor het gewenste effect nodig is. Een rol mag spelen welk financieel voordeel de overtreder zou behalen met het voortzetten van de overtreding. Van de in het Handhavingsarrangement DHW opgenomen hoogte van de dwangsombedragen kan gemotiveerd worden afgeweken wanneer het aannemelijk is dat het financiële voordeel voor de overtreder groter is dan de hoogte van die bedragen.

De lengte van de hersteltermijn moet redelijk zijn en in ieder geval voldoende lang om de last te kunnen uitvoeren. Afhankelijk van de soort overtreding, bijvoorbeeld als het gaat om een gedragswijziging, kan ook een termijn van enkele dagen worden gekozen. Toepassing van deze herstelsanctie betekent maatwerk.
Bestuurlijke boete
De burgemeester is belast met het toezicht op de DHW. De burgemeester kan sinds de nieuwe DHW in werking is getreden ook bestuurlijke boetes opleggen. In artikel 44a lid 4 van de wet is bepaald dat er geen bestuurlijke boete mag worden opgelegd wanneer de burgemeester van plan is de vergunning in te trekken.
Het opstellen van een boeterapport vergt grondige kennis van de DHW. Dit is nodig om de feitelijke waarnemingen zo te beschrijven dat een overtreding kan worden bewezen.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Het opleggen van sancties zijn besluiten in de zin van de Awb. De Awb is dan ook van toepassing op de voorbereiding van deze besluiten. Dit betekent onder meer dat voordat een sanctie wordt opgelegd, de overtreder vooraf in staat wordt gesteld een zienswijze op het voornemen te geven. Na bekendmaking van het besluit staan bovendien de reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden open.
Erfelijke belasting
Handhaving vindt plaats per horecaondernemer, per bedrijf en per locatie. Wanneer een nieuwe ondernemer het bedrijf overneemt, worden in beginsel de stappenplannen in het handhavingsarrangement ‘gereset’ (teruggebracht naar de startsituatie). In een enkel geval kan het zo zijn dat de volgende ondernemer wordt belast met de "erfenis" van zijn voorganger(s). Dit gebeurt bijvoorbeeld bij nadere eisen aan de geluidsproductie of langdurige en steeds terugkerende locatiegebonden vormen van overlast of verstoringen van de openbare orde. Voorbeeld hiervan is de situatie waarbij het verschillende horecaondernemers niet is gelukt op een bepaalde plek de overlast voor de woon- en leefomgeving te beteugelen. Dit wordt expliciet aan de nieuwe ondernemer verteld bij zijn vergunningaanvraag en, voor zover van toepassing, ook als voorwaarde in zijn vergunning opgenomen.
"Erfelijke belasting" geldt in ieder geval als een ondernemer zijn ondernemingsvorm wijzigt, bijvoorbeeld wanneer er een vennoot in de zaak bij komt. De nieuw intredende ondernemer krijgt dan ook te maken met het verleden van zijn compagnon. De stap in het handhavingsarrangement blijft in dit geval gewoon gelden (dus bij een volgende overtreding; ook al is er een nieuwe vennoot) en volgt gewoon de volgende stap. De stappen worden niet 'gereset'. Dit geldt ook als een ondernemer in de tussentijd zijn vergunning wijzigt of vernieuwt en als een beheerder op dezelfde locatie de gevestigde openbare inrichting overneemt.
Voorts kan een geluidsovertreding op grond van de Wet milieubeheer zich ook lenen voor het toepassen van een zogenaamde ‘zakelijke werking’ bij het opleggen van een herstelsanctie. Dit heeft tot gevolg dat deze herstelmaatregel ook geldt voor de rechtsopvolgers en jegens hen dan ook kan worden geëffectueerd. Een rechtsopvolger is degene die in de rechten van de oorspronkelijke overtreder treedt door eigendomsoverdracht, huuroverdracht of aandelenovername. In de horecabranche is wisseling van rechthebbenden een veelvuldig voorkomend verschijnsel.

Een maatregel kan ook gevolgen hebben voor meerdere horecabedrijven. Bijvoorbeeld wanneer een ondernemer meerdere inrichtingen heeft en hij in één van de bedrijven ernstige overlast of anderszins veroorzaakt.
Artikel 35 ontheffing (DHW)
Wanneer een overtreding wordt geconstateerd die betrekking heeft op een verleende ontheffing op grond van artikel 35 van de DHW kan, gelet op de omstandigheden, een stap uit het handhavingsarrangement worden opgelegd als de leidinggevende van de ontheffing ook ondernemer is van een openbare inrichting die in de gemeente is gevestigd. Deze stap uit het handhavingsarrangement wordt dan opgelegd aan de openbare inrichting van de betreffende ondernemer. Dit is een extra stimulans ook bij en tijdens evenementen de voorschriften na te leven.
Sluiting horeca-inrichting of tijdelijk intrekken (schorsen) exploitatievergunning
Er is een wezenlijk (juridisch) verschil tussen sluiting (het pand) of tijdelijk intrekken voor bepaalde tijd van de exploitatievergunning (de ondernemer). De sluiting van het horecapand is bedoeld om de openbare orde zich te laten herstellen. Sluiting van het pand langer dan een maand houdt in dat de Drank- en horecawetvergunning moet worden ingetrokken. Dit is dwingend voorgeschreven in artikel 5 van het Besluit eisen zedelijk gedrag DHW 1999. Een nadeel van sluiting is wel dat een nieuwe horecaondernemer een verzoek moet doen aan de gemeente om de eerst de sluiting van de openbare inrichting af te halen voordat hij een exploitatievergunning aan kan vragen. Tijdelijk intrekken (schorsen) van de exploitatievergunningen kan daarom wenselijker zijn. Dit heeft geen effecten voor de drank- en horecawetvergunning terwijl een zelfde effect wordt bereikt: de horeca inrichting mag niet geopend zijn of worden geëxploiteerd. Hierdoor kan de openbare orde zich ook herstellen. Tijdelijk intrekken (schorsen voor bepaalde tijd) is daarom vaak gunstiger voor de doorlooptijd.
Heldere communicatie vooraf
Alle horecabedrijven en slijtersbedrijven worden op de hoogte gesteld van onderhavige nota met de daarin opgenomen handhavingsarrangementen. Startende ondernemers ontvangen direct bij een vergunningaanvraag de nota. Hierdoor zijn vooraf de ondernemers op de hoogte van wat de gevolgen zijn van het overtreden van de regels.
Geluidoverlast
Er kunnen in relatie tot horeca verschillende klachten worden onderscheiden. Vaak betreffen het klachten over geluidsoverlast. Het is van groot belang serieus om te gaan met dit soort klachten. De DCMR is verantwoordelijk voor het verrichten van metingen bij aanhoudende geluidoverlast bij horeca-inrichtingen op grond van de Wet milieubeheer. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de afhandeling van horecaklachten. De DCMR moet de bij de controle, naar aanleiding van klachten, gesignaleerde feiten zorgvuldig registreren en aan de afdeling Toezicht en Handhaving toezenden.

2. HANDHAVINGSARRANGEMENTEN

Principes handhavingskader
De algemene uitgangspunten van het handhavingskader zoals in hoofdstuk 1 zijn weergegeven, worden onderstaand op hoofdlijnen aangegeven:

• Hoe ernstiger de overtreding, des te korter is het handhavingstraject (des te sneller wordt besloten tot een zwaardere sanctie);
• Hoe ernstiger de overtreding, des te groter (zwaardere sanctie) zijn de handhavingsstappen;
• De maatregel past bij de overtreding;
• De handhavingstrajecten exploitatievergunning en Drank- en Horecavergunning sluiten op elkaar aan en de maatregelen zijn op elkaar afgestemd;
• Afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan de burgemeester gemotiveerd besluiten van een maatregel af te zien of te volstaan met een waarschuwing. Dit geldt zelfs voor de gevallen waarin volgens het handhavingskader een sluiting of intrekking gerechtvaardigd zou zijn. De burgemeester kan echter ook besluiten een stap in het handhavingsarrangement over te slaan (en bijvoorbeeld wel een maatregel te treffen waar normaliter eerst een waarschuwing zou volgen).
Met het in de tabellen van de handhavingsarrangementen opgenomen begrip “toezichthouder” worden personen bedoeld die door het college of de burgemeester zijn aangewezen om toezichthoudende taken (zie ook de Algemene wet bestuursrecht) uit te voeren voor de wetten en verordeningen die van toepassing zijn op de overtredingen. Politieambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid en zijn op grond van artikel 6:2 van de APV, naast de aangewezen BOA’s, belast met het toezicht op de naleving van de APV. Op grond van art. 41 van de DHW zijn in de gemeente alleen de door de burgemeester aangewezen ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de DHW. Politieambtenaren moeten dus zijn aangewezen door de burgemeester voor de DHW.

2.1. HANDHAVINGSARRANGEMENT EXPLOITATIEVERGUNNING
NIET NALEVEN VEILIGHEIDSPLAN
In bepaalde gevallen moet een horecaondernemer een veiligheidsplan inleveren om een vergunning te krijgen. Ook kan het zijn dat na een incident of overtreding de verplichting wordt opgelegd om een veiligheidsplan in te leveren. De ondernemer krijgt dan de kans om te laten zien hoe hij in de toekomst zonder incidenten of overtredingen zijn openbare inrichting wil exploiteren. Het veiligheidsplan wordt in deze gevallen gezien als een onderdeel van de vergunning, of beter gezegd: aan de vergunning wordt het voorschrift verbonden dat wordt geëxploiteerd volgens het veiligheidsplan. Als wordt geconstateerd dat de ondernemer dit plan niet naleeft, is dit een ernstige overtreding, die kan leiden tot intrekking van de exploitatievergunning.
SPOEDSLUITING
Bij ernstige en acute verstoringen van de openbare orde volgt altijd een voorlopige sluiting van maximaal twee weken. De voorlopige sluiting dient om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te laten herstellen.
Deze periode is ook bedoeld om meer informatie te krijgen over de toedracht van het incident dat de openbare orde heeft verstoord. In die twee weken maakt de politie een dossier op voor de burgemeester en wordt er op basis van dat dossier een zienswijzengesprek met de ondernemer gehouden.
Als na het politieonderzoek en het gesprek met de ondernemer het gevaar voor de openbare orde en veiligheid voldoende is weggenomen, kan de burgemeester de openbare inrichting toestemming geven de deuren weer te openen tenzij de exploitatievergunning wordt ingetrokken op grond van weggevallen van het vertrouwen in de exploitant. Als er nog steeds een gevaar is en/of een kans op herhaling van een incident, zal aanvullend op de voorlopige sluiting een maatregel door de burgemeester worden getroffen.
TIJDELIJK INTREKKEN VOOR BEPAALDE TIJD (SCHORSEN) EN INTREKKEN VOOR ONBEPAALDE TIJD EXPLOITATIEVERGUNNING
In dit handhavingsarrangement wordt een onderscheid gemaakt tussen schorsing en intrekking van de exploitatievergunning. De burgemeester schorst de exploitatievergunning, wanneer hij meent dat met betrekking tot deze vergunning een maatregel voor bepaalde tijd noodzakelijk is (als bijvoorbeeld voor twee weken niet mag worden geëxploiteerd). Dit heeft geen effect op een aanwezige drank- en horecawetvergunning. De burgemeester trekt de vergunning in als hij meent dat de desbetreffende ondernemer niet meer over een exploitatievergunning moet beschikken (bijvoorbeeld omdat deze strafbaar heeft gehandeld of omdat uit opeenvolgende incidenten blijkt dat de ondernemer niet in staat is om zijn bedrijf zonder gevaar voor de openbare orde te exploiteren). Dit geldt dan voor onbepaalde tijd. Ook de Drank- en Horecawetvergunning zal moeten worden ingetrokken (artikel 5 Besluit eisen zedelijk gedrag 1999).
SCHIJNBEHEER
Er is sprake van schijnbeheer als blijkt dat niet de vergunninghouder feitelijk zeggenschap heeft over (en leiding geeft aan) de openbare inrichting, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat een persoon vanwege zijn/haar strafrechtelijke verleden geen vergunning kan krijgen en daarom een ander de vergunning laat aanvragen. Dergelijke schijnbeheerconstructies worden niet getolereerd.

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Schijnbeheer

Ernstige overtreding

1e constatering: Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering: intrekken exploitatievergunning
Onder schijnbeheer worden die situaties verstaan waarbij de feitelijke eigenaar bewust op de achtergrond blijft. Bijvoorbeeld om een antecedentencheck te ontwijken. Op basis van het dossier zal de burgemeester beoordelen of voldoende aannemelijk is dat een schijnbeheerconstructie wordt gebruikt. Gaat het niet om schijnbeheer, dan volgt handhaving volgens de stappen bij 'Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning'.
SLECHT LEVENSGEDRAG
Van een exploitant wordt verwacht dat deze niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Ook verwacht de gemeente dat de exploitant gekwalificeerd personeel aanstelt en de leiding over zijn openbare inrichting in handen geeft van personen aan wie deze leiding kan worden toevertrouwd. Wanneer wordt geconstateerd dat de exploitant of zijn beheerder(s) in enig opzicht van slecht levensgedrag is, is dit reden om de exploitatievergunning in te trekken, dan wel te wijzigen door de beheerder hiervan te verwijderen.

Overtreding of incident

Toezichthouder
Burgemeester

Slecht levensgedrag exploitant

Ernstige overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:
Indien exploitant: Intrekken exploitatievergunning

Slecht levensgedrag beheerder

Overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:
Indien beheerder: Wijzigen exploitatievergunning door verwijderen beheerder

Ernstige overtreding

Elke volgende constatering (beheerder):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Elke volgende constatering (beheerder):
Wijzigen exploitatievergunning door verwijderen beheerder of maatregelen conform paragraaf “Geen vertrouwen in ondernemer”.
De constatering, dat een exploitant of beheerder van slecht levensgedrag is, kan er tevens voor zorgen dat hij volgens de DHW niet in aanmerking komt voor een DHW-vergunning en dat ook ten aanzien van deze vergunning maatregelen getroffen moeten worden. Zie hiervoor het Handhavingsarrangement Drank- en Horecawet.
Herhaling van constateringen dat beheerders van slecht levensgedrag zijn, kan ertoe leiden dat de burgemeester zijn vertrouwen verliest in de horecaondernemer en dienovereenkomstig maatregelen treft (zie onderdeel ‘Geen vertrouwen in ondernemer’). Tevens kunnen er omstandigheden zijn waarin de gemeente aanleiding ziet om een BIBOB-onderzoek te doen naar de onderneming.
ERNSTIG GEWELD
Als ernstige geweldsincidenten (in, vanuit of in de directe omgeving van de openbare inrichting) worden in ieder geval beschouwd:
• Incidenten waarbij één of meer vuur-, steek-, of slagwapens is/zijn gebruikt of met gebruik ervan is gedreigd;
• Incidenten waarbij één of meer dodelijke slachtoffer(s) is/zijn gevallen;
• Incidenten waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is/zijn geraakt;
• Grootschalige vechtpartijen waarbij grote groepen bezoekers, dan wel personeel van de horeca-inrichting bij betrokken zijn;
• Ernstige zedendelicten (zoals verkrachting);
• (Onvrijwillige) toediening van bedwelmende middelen zoals GHB (lijst II Opiumwet).
Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom de openbare inrichting per definitie aangetast. Daarbij wordt in dit handhavingsarrangement ook nadrukkelijk gekeken naar de ernst van het letsel dat door het geweld is veroorzaakt. Uitgangpunt daarbij is dat de openbare orde geacht wordt ernstiger geschokt te zijn, naarmate het letsel ernstiger is. Om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen, wordt de openbare inrichting voor een korte periode gesloten. De horecaondernemer, of in voorkomende gevallen zijn beheerder, wordt in dat geval (telefonisch) gehoord. Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de ondernemer blijkt dat er kans is op herhaling van geweldsincidenten en/of de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om de openbare inrichting gesloten te houden. Bij een geweldsincident waarbij uit de door de politie aangeleverde rapportage blijkt dat de exploitant van de inrichting als slachtoffer of als niet-betrokkene, kan worden aangemerkt en er daardoor geen enkele sprake is van enige verwijtbaarheid of nalatigheid, zal niet worden overgegaan tot intrekking van de exploitatievergunning ofwel sluiting van de inrichting voor een langere periode. (N.B. Hiermee wordt niet bedoeld dat sprake moet zijn van schuld. De verantwoordelijkheid van exploitanten reikt verder (risicoaansprakelijkheid)).

De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horecaondernemer overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling in de toekomst voorkomen).

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Ernstig geweld

Ernstige overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Bij acute noodzaak volgt een directe sluiting op grond van artikel 3 Politiewet tot het moment dat APV-sluiting is geëffectueerd

1e constatering:
1. sluiting max. 2 weken, dan
2a. (Indien van toepassing)
Intrekken bevel sluiting (horecabedrijf kan dan weer open); of
2b. (Indien van toepassing)
Sluiten horecapand 3 maanden

2e constatering (binnen jaar na vorige ernstige geweldsincident):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Bij acute noodzaak volgt een directe sluiting op grond van artikel 3 Politiewet tot het moment dat APV-sluiting is geëffectueerd

2e constatering:
1. sluiting max. 2 weken, dan
2a. (Indien van toepassing)
Intrekken bevel sluiting (horecabedrijf kan dan weer open) ; of
2b. (Indien van toepassing)
Sluiten horecapand 6 maanden en intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

Geweldsincidenten kunnen ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

Voor het Handhavingsarrangement Exploitatievergunning (par. 2.1) geldt bij diverse overtredingen dat een volgende stap wordt gezet in het stappenplan wanneer binnen een jaar na een vorig incident of vorige constatering opnieuw een incident of overtreding plaatsvindt. Een incident of overtreding blijft wel vijf jaar meetellen. Vindt een incident of overtreding plaats binnen vijf jaar na het vorige incident of de vorige overtreding, maar is die vorige keer langer dan een jaar geleden, dan wordt de handhavingsstap die voor dat bedrijf en die ondernemer geldt, herhaald. Dit tenzij er aanleiding is om hiervan af te wijken, bijvoorbeeld omdat de burgemeester oordeelt dat er wel degelijk reden is om een handhavingsstap over te slaan of een ander stappenplan te hanteren.
Als de exploitant en/of zijn personeel (waaronder ook de portiers van de openbare inrichting worden verstaan) bij het incident betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen, dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om het incident te doen stoppen of het te voorkomen, kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen.
GEWELD
Onder geweldsincidenten worden verstaan de situaties waarin een handgemeen of ongewenste intimiteiten plaatsvinden in de directe nabijheid van of vanuit de openbare inrichting, voor zover geen sprake is van ernstige geweldsincidenten. Ook hier geldt dat bij een geweldsincident waarbij uit de door de politie aangeleverde rapportage blijkt dat de exploitant van de inrichting als slachtoffer, als niet-betrokkene, kan worden aangemerkt en er daardoor geen enkele sprake is van enige verwijtbaarheid of nalatigheid, niet zal worden overgegaan tot intrekking van de exploitatievergunning ofwel sluiting van de inrichting voor een langere periode. (N.B. Hiermee wordt niet bedoeld dat sprake moet zijn van schuld. De verantwoordelijkheid van exploitanten reikt verder (risicoaansprakelijkheid)).

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Geweld

Ernstige overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:
Gesprek en evt. bestuurlijke waarschuwing en indienen veiligheidsplan

2e constatering (binnen jaar na vorige geweldsincident of bij niet tijdig indienen van goedgekeurd veiligheidsplan):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:
Sluiten horecapand max. 2 weken

3e constatering (binnen jaar na vorige geweldsincident):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:
Sluiten horecapand 1 maand

4e constatering (binnen jaar na vorige geweldsincident):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:
Sluiten horecapand 3 maanden

5e constatering (binnen jaar na vorige geweldsincident):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

5e constatering:
Sluiten horecapand 6 maanden en intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

Geweldsincidenten kunnen ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

Als er zich binnen vijf jaar opnieuw een geweldsincident voordoet volgt een herhaling van de desbetreffende stap. Als de exploitant en/of zijn personeel (dus ook de portiers van de openbare inrichting) bij het incident betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen, dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om het incident te doen stoppen of het te voorkomen, kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie paragraaf ‘Geen vertrouwen in ondernemer’).
STRAFBARE FEITEN IN OF VANUIT OPENBARE INRICHTING (NIET ZIJNDE DRUGS- OF WAPENHANDEL)
De gemeente Barendrecht tolereert niet dat horecabedrijven het toneel zijn van strafbare handelingen of een uitvalsbasis vormen voor criminelen. Daarom treedt zij streng op tegen horecabedrijven waar dergelijke praktijken plaatsvinden. Van horecaondernemers wordt verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen zaken gebeuren die het spreekwoordelijke daglicht niet kunnen verdragen.
Hierbij kan onder andere (maar niet uitsluitend) gedacht worden aan:
• Heling;
• Illegaal gokken;
• Tewerkstellen van illegalen (werknemers zonder geldige titel voor het verrichten van arbeid).

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Strafbare feiten

Overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:
Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering (binnen jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:
Sluiten horecapand 1 maand

3e constatering (binnen jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:
Sluiten horecapand 3 maanden

4e constatering (binnen jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:
Sluiten horecapand 6 maanden en intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

De betreffende strafbare feiten kunnen ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

Als de exploitant en/of zijn medewerkers (dus ook de portiers van de openbare inrichting) bij de strafbare feiten betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om de feiten te doen stoppen of te voorkomen, kan de burgemeester de ondernemer of zijn medewerkers van slecht levensgedrag achten. Ook kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie “Geen vertrouwen in ondernemer”). Dit alles is afhankelijk van de rol van de betrokkenen.
AANTREFFEN VUURWAPENS
De aanwezigheid van vuurwapens levert een direct risico op voor medewerkers en bezoekers van de openbare inrichting en passanten en omwonenden rondom de onderneming. Wanneer vuurwapens in een openbare inrichting worden aangetroffen, is dit een ernstige overtreding.
Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van vuurwapens en het gebruik ervan. Wordt met een vuurwapen geschoten, dan is er sprake van een ernstig geweldsincident en wordt gehandhaafd volgens het bijbehorende stappenplan. Dit geldt ook wanneer met een vuurwapen wordt gedreigd of als deze ter hand wordt genomen.

De aanwezigheid van een vuurwapen in een openbare inrichting wordt gezien als een gevaar voor de openbare orde. Op basis van het dossier beoordeelt de burgemeester of het nemen van een maatregel noodzakelijk is. Hierbij spelen het optreden door de horecaondernemer en maatregelen die in de openbare inrichting zijn getroffen om vuurwapens uit de onderneming te weren een belangrijke rol.

Overtreding of incident

Toezichthouder
Burgemeester

Aantreffen vuurwapen

Ernstige overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:
a. (indien van toepassing) Bestuurlijke waarschuwing en indienen veiligheidsplan binnen 14 dagen, of
b. (indien van toepassing)
Sluiten horecapand 1 maand

2e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:
a. Als constatering binnen een jaar na bestuurlijke waarschuwing uit stap 1: sluiten horecapand 1 maand, of
b. Indien constatering binnen een jaar na maatregel in stap 1: sluiten horecapand 3 maanden

3e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:
a. Als constatering binnen een jaar na maatregel uit stap 2 onder a: sluiten horecapand 3 maanden, of
b. Indien constatering binnen een jaar na maatregel in stap 2 onder b: sluiten horecapand 6 maanden

4e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:
Sluiten horecapand 6 maanden en intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

De aanwezigheid van vuurwapens kan ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.
DRUGSHANDEL/AANWEZIGHEID HANDELSHOEVEELHEID DRUGS
De gemeente Barendrecht tolereert niet dat horecagelegenheden een uitvalsbasis zijn voor drugshandel. Daarom treedt de gemeente, samen met politie en het Openbaar Ministerie, hard op tegen dergelijke praktijken. Barendrecht verwacht van horeca-exploitanten dat zij er streng op toezien dat in hun bedrijven geen drugs worden gebruikt en verhandeld.
Als toch het sterke vermoeden bestaat dat in of vanuit een openbare inrichting drugs worden gebruikt en/of verhandeld, treft de gemeente maatregelen om deze handel te stoppen. Er is in ieder geval een ernstig vermoeden van drugsgebruik en/of handel in drugs vanuit de openbare inrichting als één of meer van deze omstandigheden zich voordoen (niet-limitatieve opsomming):
• aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs;
• meerdere (ten minste twee) afzonderlijke handelshoeveelheden drugs worden gevonden op verschillende plekken in de openbare inrichting;
• een handelshoeveelheid drugs wordt gevonden op een plaats in de openbare inrichting die alleen door personeel kan worden betreden (bijvoorbeeld achter de bar of in de keuken);
• uit de manier waarop de drugs zijn verpakt kan worden opgemaakt dat deze voor de handel bestemd zijn;
• behalve één of meer handelshoeveelheden drugs ook een groot geldbedrag wordt gevonden waarvan aannemelijk is dat dit met de verkoop van drugs is verdiend; of
• één of meer getuigenverklaring(en) tegenover de politie wijzen op handel in drugs vanuit de openbare inrichting;
• andere signalen die duidelijk wijzen op de handel in drugs vanuit de openbare inrichting (bijvoorbeeld klachten van bewoners over af- en aan rijdende auto's); of
• constateringen (door bijvoorbeeld de politie) dat in of vanuit de openbare inrichting wordt gehandeld in drugs.
Van de exploitant wordt verwacht dat hij, bij een 1e constatering, indien wordt volstaan met een waarschuwing, binnen in beginsel twee weken, een veiligheidsplan aanlevert. Dit veiligheidsplan wordt beschouwd als onderdeel van de exploitatievergunning en als voorschrift aan de exploitatievergunning verbonden. Wanneer een ondernemer vervolgens niet exploiteert conform dit veiligheidsplan heeft dat direct een maatregel tot gevolg (zie stappenplan ‘Exploiteren niet conform aan vergunning verbonden voorschriften’).

Naast het feit dat er sprake kan zijn van drugshandel in de openbare inrichting is er te allen tijde sprake van drugshandel als de hoeveelheid drugs die wordt aangetroffen een handelshoeveelheid is. De gemeente gaat bij het bepalen hiervan uit van de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hierover heeft opgesteld. Bij middelen volgens lijst I van de Opiumwet (harddrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 0,5 gram of drie pillen/tabletten. Bij middelen volgens lijst II van de Opiumwet (softdrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 30 gram.
Wanneer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een openbare inrichting is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is zeker het geval wanneer aannemelijk is dat in drugs wordt gehandeld in of vanuit de inrichting, ook als dit gebeurt buiten medeweten van de ondernemer of zijn personeel om. Als de horecaondernemer of zijn personeel zelf betrokken is bij de drugshandel of andere personen met zijn medeweten vanuit de openbare inrichting in drugs handelen, geldt dit als verzwarende omstandigheid.
Bij het bepalen van de te treffen bestuurlijke maatregel kijkt de burgemeester naar de omstandigheden van de drugshandel en de openbare inrichting die het betreft. Uitgangspunt is dat bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs en/of bij drugshandel een maatregel volgt, maar in sommige gevallen kan de burgemeester besluiten dat hij voorlopig volstaat met een waarschuwing (dus: "een maatregel tenzij"). Een waarschuwing kán bijvoorbeeld volstaan, wanneer een kleine hoeveelheid drugs wordt gevonden en er gelet op de feiten en omstandigheden kan worden uitgesloten dat de ondernemer had kunnen weten dat zich in zijn openbare inrichting drugs bevonden. Dit zal echter gelet op het genoemde grote belang dat de gemeente hecht aan het tegengaan van drugshandel, eerder uitzondering zijn dan regel.

Overtreding of incident

Toezichthouder
Burgemeester

Aanwezigheid handelshoeveelheid drugs/drugshandel

Ernstige overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal, eventueel inbeslagname en dossier naar burgemeester

1e constatering:
a. (indien van toepassing) Bestuurlijke waarschuwing en indienen veiligheidsplan binnen 14 dagen, of
b. (indien van toepassing)
Sluiten horecapand 3 maanden

2e constatering (binnen 3 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:
a. Als constatering binnen een 3 jaar na bestuurlijke waarschuwing uit stap 1: sluiten horecapand 6 maand, of
b. Indien constatering binnen 3 jaar na maatregel in stap 1: sluiten horecapand onbepaalde tijd

3e constatering (binnen 3 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:
a. sluiten horecapand onbepaalde tijd
Drugshandel of aanwezigheid van drugs in een openbare inrichting kan ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid. De overtreding is op grond van de APV en art. 13b Opiumwet).
OVERLAST
Bij (klachten van) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:
• er zijn duidelijke effecten op de woon- en leefomgeving (de situering van de openbare inrichting en het karakter van de omgeving wordt daarbij meegewogen); en
• de overlast moet te herleiden zijn tot het bedrijf waarop de klachten betrekking hebben; en
• het moet gaan om "objectiveerbare" overlast. Dat wil zeggen dat gemiddeld genomen ieder weldenkend mens dit als overlast zou beschouwen. Deze overlast moet dan wel worden waargenomen (en als zodanig geregistreerd) door politieambtenaren (algemeen), toezichthouders van DCMR (waar het om geluid gaat) of gemeentelijke toezichtmedewerkers (voor zover bevoegd en waar het om ergernissen in de buitenruimte gaat). Voorbeelden zijn parkeerexcessen, vandalisme, brakende of urinerende bezoekers op straat, afval, schreeuwen op straat enz.). Overschrijding van de geluidsnorm vanuit de inrichting wordt doorgaans pas gemeten als klachten zijn gemeld van overlast. De productie van meer decibellen dan wettelijk toegestaan is daarom mede een aantasting van het woon- en leefklimaat.Geur en geluid van koelmotoren en luchtbehandelingsinstallaties van horeca zorgen minder frequent dan muziekgeluid voor overlastsituaties. Daarbij komt dat minder snel sprake is van ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit laat onverlet dat bij excessen het handhavingsarrangement van toepassing kan zijn.Hoewel door meerdere toezichthouders kan worden geconstateerd dat overlast wordt veroorzaakt, is er wel verschil in de mate waarin constateringen bijdragen aan de ‘bewijslast’. Een geluidsmeting door daartoe opgeleide DCMR-medewerkers die een overschrijding van de wettelijk geldende geluidsnorm laat zien, weegt zwaarder dan een enkele constatering door een politiemedewerker “dat de muziek wel erg hard staat”. De burgemeester beoordeelt deze constateringen op hun merites. De constatering door de politieambtenaar zal in dit geval ten minste ondersteund moeten worden door andere constateringen die aannemelijk maken dat het openbare inrichting overlast veroorzaakt, bijvoorbeeld klachten van omwonenden of een eerdere geluidsmeting. Dit geldt des te meer voor stankoverlast: medewerkers van DCMR worden deskundig gevonden om te kunnen vaststellen dat een openbare inrichting ontoelaatbare stank veroorzaakt.Dit betekent niet dat constateringen door andere toezichthouders geen waarde hebben. Omdat overlast door horeca als belangrijke klacht zeer serieus wordt genomen, kiest de gemeente ervoor dat een dossier, op basis waarvan kan worden gehandhaafd, niet slechts hoeft te bestaan uit metingen. Ook op andere manieren kan aannemelijk worden gemaakt dat een openbare inrichting overlast veroorzaakt en kan worden opgetreden.

Overtreding of incident

Toezichthouder
Burgemeester

Overlast

Overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:
Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:
Terugbrengen sluitingstijd één maand (bij sluitingstijden na 24.00 uur naar 23.00 uur en bij sluitingstijden tot en met 24.00 uur naar 22.00 uur)

3e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:
Sluiten horecapand 1 maand en weigering aanvraag incidentele festiviteit voor 1 jaar

4e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:
Sluiten horecapand 3 maanden en weigering aanvraag incidentele festiviteit voor 1 jaar

5e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

5e constatering:
Intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

Afhankelijk van de omstandigheden, bijvoorbeeld als het gaat om ernstige overlast of uit onderzoek blijkt dat de ondernemer weinig doet om de overlast te beperken, kan de burgemeester besluiten één of meer handhavingsstappen over te slaan. De burgemeester motiveert dit dan expliciet in zijn besluit. Bij geluidsoverlast kunnen meerdere maatregelen worden opgelegd, namelijk bestuursrechtelijk volgens bovenstaand stappenplan, maar ook strafrechtelijk.
OVERLAST TIJDENS INCIDENTELE ONTHEFFING OPENINGS- EN SLUITINGSTIJDEN EN/OF INCIDENTELE VERHOGING VAN HET GELUIDSPLAFOND
De mogelijkheid om een incidentele ontheffing van de openings- en sluitingstijden te krijgen en/of incidentele verhoging van het geluidsplafond is een gunst die elke horecaondernemer volgens de daarvoor geldende regels kan krijgen. Die gunst wordt alleen maar verleend als de ondernemers hiervan gebruik maken zonder overlast te veroorzaken. In bijlage 4 zijn de nadere regels voor de geluidsplafonds bij incidentele verhoging van het geluidsplafond te vinden.

Overtreding of incident

Toezichthouder
College van burgemeester en wethouders

Overlast tijdens incidentele ontheffing openings- en sluitingstijden en/of incidentele verhoging van het geluidsplafond (incidentele festiviteit)

Overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar college van burgemeester en wethouders

1e constatering:
Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar college van burgemeester en wethouders

2e constatering:
weigering aanvraag incidentele festiviteit voor een periode van 1 jaar
DISCRIMINATIE
Discriminatie door personeel (waaronder portiers) aan de deur van een openbare inrichting of in een horecagelegenheid is voor de gemeente onacceptabel. Discriminatie kan door toezichthouders en de politie, worden geconstateerd, maar kan ook via klachten worden aangegeven. Wanneer regelmatig klachten van discriminatie worden ontvangen of wanneer aangifte wordt gedaan van discriminatie, stelt de politie nader onderzoek in en stelt zij, als het onderzoek hiertoe aanleiding geeft, een dossier op voor de burgemeester.

Overtreding of incident

Toezichthouder
Burgemeester

Discriminatie

Overtreding

1e constatering:
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:
Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:
Schorsen exploitatievergunning 1 maand

3e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:
Schorsen exploitatievergunning 3 maanden

4e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):
Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:
Intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

EXPLOITATIE ZONDER (GELDIGE) VERGUNNING (BIJ VERGUNNINGPLICHTIGE ONDERNEMINGEN)
Exploiteren van een openbare inrichting mag alleen met een geldige vergunning. Zolang er geen vergunningen zijn verleend, moet de openbare inrichting gesloten blijven. De burgemeester maakt gebruik van zijn bevoegdheid om de openbare inrichting te sluiten (in beginsel nadat een waarschuwing is gegeven) tenzij de horecaondernemer zelf het bedrijf gesloten houdt.
Er is in ieder geval sprake van illegale exploitatie als:
• wordt geëxploiteerd bijvoorbeeld bij een overname terwijl nog geen (tijdelijke) vergunning(en) is/zijn verleend;
• wordt geëxploiteerd terwijl de vergunning(en) is/zijn ingetrokken of geweigerd; of
• wordt geëxploiteerd nadat de exploitatievergunning is vervallen.

Overtreding of incident

Toezichthouder
Burgemeester

Exploitatie zonder geldige vergunning

Terug naar het vergunningen overzicht

Details van vergunning

  • BeschrijvingHandhavingsarrangement Horeca Gemeente Barendrecht 2016
  • Soortverordeningen en reglementen (bekendmaking)
  • Gepubliceerd op16-01-2018
  • Start16-01-2018
  • Straatnaam
  • Postcode

- Advertentie (?) -